Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

West-vlaanderen

betekenis & definitie

Belg. provincie in het noordwesten van het land, begrensd door de Noordzee, Nederland, Oost-Vlaanderen, Henegouwen en Frankrijk, 3133,73 km2, 1,07 mln. inw. Hoofdstad: Brugge.

De provincie telt 64 gemeenten, verspreid over acht arrondissementen: Brugge (651,47 km2), Diksmuide (362,45 km2), leper (549,62 km2), Kortrijk (402,77 km2), Oostende (291,56 km2), Roeselare (271,64 km2), Tielt (329 km2) en Veurne (275,22 km2). De provincie behoort tot het Ned. taalgebied.

FYSISCHE GESTELDHEID

Afgezien van de duinen en de polders behoort geheel West-Vlaanderen tot Binnen-Vlaanderen. De duinengordel heeft een smalle binnenstrook (100 m), maar loopt aan de beide landsgrenzen uit tot bredere formaties (2 km te De Panne en in het Zwin). De zeepolders, begrensd door de 5m-hoogtelijn, vormen een 10 tot 15 km brede strook (20 km in de IJzerpolders).

Deze polders zijn ontstaan door afzetting van zand in de kreken en klei in de andere gebieden; door inversie ontstond het polderlandschap. De Ouden Middellandpolders werden gevormd tussen de 2e en de 12e eeuw, de Nieuwlandpolders ontstonden erna.In Binnen-Vlaanderen dient onderscheid gemaakt te worden tussen Zandig-Vlaanderen, Zandlemig Vlaanderen en de Westvlaamse Heuvels. De tertiaire lagen worden hier bedekt met een dunne laag pleistoceen materiaal; de textuur varieert van zand in het noorden, via licht zandleem en zandleem tot leem in het zuiden. In Zandig-Vlaanderen (5-20 m) werd dit eolisch en fluviatiel materiaal afgezet in de oude Vlaamse Vallei. De Zandleemstreek is een golvend agrarisch gebied (15-70 m) waarvan het niveo-eolisch zandleemdek meestal uit het Würm dateert. De valleien worden gekenmerkt door hun asymmetrie, met een sterk reliëf, vooral in de interfluviale ruggen. Het Zuidvlaamse Heuvelland (30-150m) is een west-oost gerichte heuvelkam waarvan de toppen bestaan uit mioceen, ijzerhoudend zand en zandsteen.

Hier ontstaan vele zijrivieren van de IJzer en de Leie. Hydrografisch behoort West-Vlaanderen grotendeels tot het Scheldebekken. Het westen van de provincie vormt het IJzerbekken.

Het klimaat in West-Vlaanderen is maritiemer dan elders in België.

BEVOLKING

De bevolkingsevolutie verloopt in West-Vlaanderen niet gelijkmatig. De arrondissementen Brugge, Oostende en Kortrijk (waar rekening dient te worden gehouden met de overheveling van Moeskroen naar Henegouwen) groeiden gestadig terwijl de arrondissementen leper en vooral Diksmuide een negatief accres kennen. West-Vlaanderen beschikt nog over een relatief jonge bevolking en kent derhalve nog een geboortenoverschot (2,04‰). Het migratiesaldo daarentegen is negatief; alleen Brugge en de kuststrook kennen een uitgesproken migratie-overschot.

ECONOMIE

De samenstelling van de beroepsbevolking toont een duidelijk overwicht van de secundaire sector: 48,2% werkt in de industrie.

In de arr. Kortrijk, Roeselare en Tielt bedraagt de industriële tewerkstelling zelfs meer dan 50%. In de arr. Diksmuide, leper en Tielt is anderzijds ook de landbouw nog zeer belangrijk. In Oostende en Veurne domineert, onder invloed van het kusttoerisme, de tertiaire sector. Bijna 10% van de beroepsbevolking werkt buiten de provincie, vooral in Brussel, Gent en Moeskroen.

De pendel vanuit leper en Kortrijk naar Noord-Frankrijk neemt snel in betekenis af. Landbouw en visserij. De landbouw neemt nog een relatief belangrijke plaats in de tewerkstellingsstructuur in (8%); sommige gewesten, zoals de Polders en het Heuvelland zijn nog zeer ruraal. De totale commerciële landbouwoppervlakte bedraagt 2230,85 km2; als gevolg van het belang van de veeteelt is het areaal weiland (43%), voederbieten (4%) en groenvoeders (4%) vrij groot. Vooral de Polders en de Zandstreek zijn op weidebouw afgestemd. De graangewassen (vooral tarwe, zomergerst en haver) nemen 27% van de oppervlakte in, de nijverheidsgewassen 9% (suikerbieten, vlas in de Leievallei, cichorei rond Roeselare, tabak rond Wervik en hop te Poperinge), aardappelen 7% en groenteteelt 4%, vooral rond Oostende en Roeselare. In deze stad is een belangrijke veiling.

De varkensteelt kende een enorme opgang. De provincie bezit 43% van de nationale varkens-en 16% van de nationale runderstapel.

West-Vlaanderen is een van de minst beboste provincies; het bosareaal bedraagt 7305 ha of slechts 2% van de provincie.

Nagenoeg de hele Belg. visserijsector is geconcentreerd in West-Vlaanderen. Naar aanvoer gemeten is Zeebrugge de belangrijkste vissershaven (53%); daarnaast zijn Oostende en in mindere mate Nieuwpoort van belang.

Industrie. De industrie is geconcentreerd in de as Brugge-Roeselare-Kortrijk. De dominerende bedrijfstakken zijn de metaalnijverheid (25%), de textielnijverheid (21%) en de bouwnijverheid (19%). Andere belangrijke industrietakken zijn de hout-, meubel-, confectie-en voedingsnijverheid. De groei van de Westvlaamse nijverheid voltrok zich hoofdzakelijk na 1959. Vooral de metaalnijverheid was zeer expansief.

Door deze expansie nam het grootbedrijf in betekenis toe en verminderde het traditionele overwicht van de textielnijverheid. Deze textielnijverheid is van oudsher geconcentreerd in het zuiden van de provincie (Kortrijk); de weverij is er de voornaamste activiteit. In de metaalnijverheid is de machinebouw de voornaamste sector; de belangrijkste branches zijn verder de draadtrekkerij (Zwevegem), landbouwmachines (Zedelgem), spoorwegmateriaal (Brugge), elektrotechnische nijverheid (Oostkamp, Brugge, Roeselare), bromfietsen (Zedelgem), carrosseriebouw (Roeselare) en constructie van weefgetouwen (leper). Belangrijke en typische sectoren zijn nog de fabricage van spaanplaten (Kortrijk en Roeselare), de veevoedernijverheid en het bereiden van oliën (Roeselare), de steenen pannenfabrieken (Kortrijk), de schoennijverheid (Izegem), de juwelenindustrie (Kortrijk), de chemische industrie (Oostende) en de visverwerkende nijverheid (kuststreek).

Van oudsher staan in West-Vlaanderen de fabrieken te midden van de woonwijken. Door het inrichten van industrieparken beoogt men onder meer de verplaatsing van dergelijke fabrieken. Tevens tracht men zo nieuwe bedrijven aan te trekken ter stimulering van de werkgelegenheid. Te Zeebrugge wordt ter aanvulling van de in aanbouw zijnde zeehaven ook een groot industrieterrein (ca. 1500 ha) aangelegd.

Handel en Diensten. Het belang van de totale tewerkstelling neemt ook in West-Vlaanderen toe (1961: 35,7%; 1971: 38,5%). De groei van deze sector is hoofdzakelijk geconcentreerd op de as Brugge—Kortrijk en in de kustgemeenten. West-Vlaanderen kent geen grootstedelijk verzorgingscentrum. Toch zijn Brugge, Kortrijk en Oostende belangrijke verzorgende centra voor de regio, die de invloed van andere grote steden (Gent, Rijsel) sterk beperken. Ook Roeselare en leper beschikken nog over een belangrijk achterland.

Verkeer. West-Vlaanderen telt drie zeehavens, Zeebrugge, Oostende en Nieuwpoort, waarvan laatstgenoemde alleen van belang is voor de visserij en watersport. Oostende en Zeebrugge zijn belangrijke goederenen passagiershavens. Te Zeebrugge wordt een zeesluis met een maximumcapaciteit van 125000 t gebouwd, die via de insteekdokken toegang zal geven tot een groot industrieterrein.

De belangrijkste bevaarbare waterlopen zijn de Bovenschelde, de Leie en de Kanalen Kortrijk—Bossuit, Roeselare—Leie en Gent-Brugge in het Scheldebekken en het Boudewijnkanaal (zeekanaal) en de kanalen Brugge—Oostende, Plassendale—Duinkerke en de IJzer in het IJzeren kustbekken. Twee belangrijke autosnelwegen doorkruisen de provincie nl. de E3 Gent—Kortrijk-Rijsel en de E5 Brussel—Gent—Brugge—Nieuwpoort. Twee andere snelwegen zijn in aanbouw nl. de A17 Doornik— Kortrijk-Brugge en de A19 Kortrijk—leper—Veurne.

In West-Vlaanderen is er één noord—zuid spoorverbinding Brugge—Kortrijk—Doornik en vier oost-westverbindingen: de zeer drukke internationale lijn Oostende—Gent—Brussel en de lijnen Gent—Adinkerke, Gent—Kortrijk—leper en Kortrijk—Oudenaarde-Brussel. De luchthaven te Middelkerke—Oostende is na Zaventem de belangrijkste van het land en vooral voor het toerisme van belang.

Toerisme. De kust met haar badplaatsen, Brugge met omgeving en leper met het Heuvelland vormen de drie belangrijkste toeristische gewesten van West-Vlaanderen. Dank zij de kuststrook is West—Vlaanderen de voornaamste toeristische provincie. Naast het verblijfstoerisme is de laatste jaren ook het eendags-en weekendtoerisme sterk toegenomen. Fransen, Britten en in mindere mate Duitsers en Nederlanders zijn de belangrijkste klantengroep. Naast Brugge hebben ook Veurne, Kortrijk, Diksmuide, Damme en leper als kunsthistorische centra enig toeristisch belang.

GESCHIEDENIS

De huidige provincie is in de periode van het Verenigd Koninkrijk ontstaan uit het Leiedepartement, dat in 1795 door de Franse bezetters van de Nederlanden werd opgericht. Door de taalwetgeving van 1963 werd het gedeeltelijk verfranste gebied (ca. 100 km2) van Komen (Comines) en Moeskroen (Mouscron) van West-Vlaanderen losgemaakt en bij Henegouwen gevoegd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was de IJzervlakte het ‘slagveld van Europa’, waar de vier jaar durende stellingoorlog onvoorstelbare verwoestingen heeft aangericht. Het ergst getroffen werd leper, dat van het begin tot het einde de inzet bleef van hevige gevechten en daarbij grotendeels werd verwoest. In de omgeving van Passendale (gemeente Zonnebeke) bevinden zich 137 Britse oorlogskerkhoven, waaronder de begraafplaatsen Tyne Cot met 12000 graven van merendeels onbekende soldaten; op de omheiningsmuur staan de namen van bijna 35000 Britten die hier na aug. 1917 zijn gesneuveld en geen graf hebben gekregen.

< >