Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Werkloosheidswet (belg. wet)

betekenis & definitie

Belg. wet van 29.6.1969. De huidige werkloosheidswet is onderdeel van het stelsel van maatschappelijke zekerheid, dat tot stand kwam eind 1944.

De uitvoering van de maatregelen genomen om werkloosheidsuitkeringen toe te kennen wordt opgedragen aan de Rijksdienst voor de Arbeidsvoorziening, opgericht door de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, en aan zijn gewestelijke bureaus. De inkomsten van de Rijksdienst bestaan uit:

1. het aandeel in de opbrengst van de werkgeversen werknemersbijdragen;
2. de toelage door de staat gestort;
3. de stortingen door de Rijksdienst voor maatschappelijke zekerheid gedaan voor de minister van Landsverdediging;
4. de bedragen die aan de dienst worden gestort door de Pool van de zeelieden ter koopvaardij. Op werkloosheidsuitkering zijn gerechtigd de werknemers die, naar gelang hun leeftijd, ten minste 75, 150, 300, 450 of 600 arbeidsdagen in aanmerking kunnen doen nemen, in de loop van de 10,18,27 of 36 maanden vóór de aanvraag om uitkering. Voor de vaststelling van het bedrag van de werkloosheidsuitkeringen worden de werklozen in twee categorieën ingedeeld:
1. de werknemers-gezinshoofden;
2. de andere werknemers. Het bedrag van de dagelijkse werkloosheidsuitkeringen wordt vastgesteld op 60 % van het gemiddeld dagloon, waaronder moet worden verstaan alle bedragen of voordelen waarop de werknemer ter uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst aanspraak kan maken, zoals zij voor de inhouding van de sociale zekerheid werden bepaald, en die werkelijk tot die inhouding aanleiding hebben gegeven. De 60 % wordt op 40 % teruggebracht wanneer de werknemer sedert meer dan één jaar werkloos is, echter wel met een bepaald minimum.

< >