v./m. (-talen), nationale taal of kunsttaal die op grote schaal als internationale verkeerstaal gebruikt wordt of is.
In de loop der eeuwen zijn verschillende talen wereldtaal geweest: Babylonisch, Grieks, Arabisch, Latijn, Sanskriet en de Chinese schrijftaal. In de 20e eeuw behoren Chinees, Engels, Hindi en Urdu, Russisch, Spaans, Japans, Duits, Indonesisch, Portugees, Italiaans, Frans en Arabisch tot de meest gesproken talen. Sommige talen ontwikkelden zich door politieke, economische en deels ook culturele superioriteit van hun sprekers tot verkeerstalen in een groot deel van de wereld. Om te komen tot een neutrale wereldtaal, die gemakkelijk te leren is, zijn verschillende kunsttalen geconstrueerd. De belangrijkste hiervan zijn het Volapük (1879) van Schleyer en het Esperanto (1887) van Zamenhof.