Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Wereldoorlog, tweede

betekenis & definitie

de van 1939—45 gevoerde oorlog tussen de Asmogendheden (Duitsland, Italië en Japan) en hun bondgenoten, en de Geallieerden (Groot-Brittannië, Frankrijk, USSR, VS) en hun bondgenoten.

VOORGESCHIEDENIS

Kort nadat het nationaal-socialisme in Duitsland aan de macht was gekomen (1933), begon A. Hitler zijn oorlogsvoorbereidingen. Dit betekent niet dat de vooral door hem bewerkstelligde Tweede Wereldoorlog ook door hem gewild is. Integendeel, Hitler streefde naar een aantal kleinere oorlogen, die moesten uitlopen in de Duitse verovering en kolonisatie van het Europese gedeelte van de USSR. Pas wanneer dit was verwezenlijkt, zou het Derde Rijk zich maritiem kunnen wapenen voor een mogelijke oorlog tegen de VS en/of Groot-Brittannië.

De Anschluss van Oostenrijk (1938) en de bezetting van Sudetenland (1938, München, Verdrag van) gaven zeker enig voedsel aan die optimistische verwachting. Toen de Duitsers in mrt. 1939 het restant van Tsjechoslowakije ontbonden, waarbij zij zelf Bohemen-Moravië als ‘protectoraat’ annexeerden, werd het de Engels-Franse dragers van de Münchenpolitiek duidelijk dat Hitler onbetrouwbaar en op expansie uit was. De Britse regering verleende daarom een garantie aan enkele door Duitse agressie bedreigde staten, o.a. aan Polen, welk land in die tijd geconfronteerd werd met Duitse gebiedseisen. De Duitse regering bleef van het Münchenverdrag voordeel houden, omdat dit het Russische wantrouwen tegen de westelijke democratieën had aangewakkerd. In de zomer van 1939 mislukten de Engels-Franse onderhandelingen met de USSR over een anti-Duitse alliantie, waarna de Russische leider Stalin en Hitler een verrassend niet-aanvalspact sloten. In de geheime clausules verzekerde Rusland zich van exclusieve invloed op Finland, de Baltische staten, Oost-Polen (d.i. de Noordwest-Oekraïne en West-Wit-Rusland) en Bessarabië.

Toen de Duitsers op 1.9.1939 Polen binnentrokken, verklaarden Engeland en Frankrijk Duitsland de oorlog. Duitslands bondgenoten Japan en Italië, die onthutst waren over Hitlers flagrante schending van het Anti-Kominternpact, bleven voorlopig nog buiten de oorlog.

VERLOOP

De Blitzkrieg (sept. 1939—nov. 1941). Er volgden twee jaren, waarin Duitsland snel verscheidene landen uitschakelde. Deze Blitzkrieg werd gekenmerkt door geconcentreerde inzet van tanks en vliegtuigen; omsingeld door pantserstrijdkrachten en murw gebeukt door de Luftwaffe werden Polen (sept. 1939), Nederland, België, Frankrijk (mei-juni 1940), Joegoslavië en Griekenland (april 1941) onder de voet gelopen. De bezetting van Denemarken (dat geen verzet bood) en Noorwegen (april-juni 1940) valt buiten dit kader. De verovering van het laatste land kostte de Duitse vloot zware verliezen en was min of meer uitgelokt door de grote geallieerde druk op Scandinavië.

De ondergang van Frankrijk bracht Italië aan Duitse zijde in de oorlog. In het onbezette zuiden en midden van Frankrijk regeerde, met Vichy als residentie, de regering-Pétain, die in de meeste Franse koloniën het gezag bleef uitoefenen. De Franse vloot werd voor een groot deel in de haven van Toulon geconsigneerd en geneutraliseerd. Hitler wilde zo spoedig mogelijk vrede met Groot-Brittannië, maar de Britten zetten de oorlog voort. Vervolgens onderging Duitsland een aantal tegenslagen: Spanje en Vichy-Frankrijk bleken niet bereid tot interventie tegen de Britten; de Luftwaffe slaagde er niet in de Battle of Britain te winnen, zodat een Duitse invasie achterwege moest blijven; de Italiaanse Mussolini begon op eigen houtje een oorlog tegen Griekenland, dat de Italianen versloeg en hun ca. een derde van Albanië ontrukte (nov.—dec. 1940). In sept. 1940 sloten Duitsland, Italië en Japan het Driemogendhedenpact dat er vooral op gericht was om de VS buiten de oorlog te houden.

De Amerikanen gingen echter door met hun uitgebreide hulp aan Groot-Brittannië. De Italiaanse nederlagen noopten Hitler tot zijsprongen in het Middellandse-Zeegebied. Na de Britse verovering van Cyrenaica werd naar Libië het Afrikakorps onder leiding van E. Rommel gestuurd, dat het verloren gebied in april 1941 grotendeels heroverde. In die tijd ging Ethiopië geheel voor de Italianen verloren. Mede om hen op de Balkan bij te staan, noopte de Duitse regering Roemenië, Bulgarije en Joegoslavië tot aansluiting bij het Driemogendhedenpact. Een anti-Duitse staatsgreep in Joegoslavië bracht Hitler ertoe dit land tegelijk met Griekenland aan te vallen, hetgeen resulteerde in de Blitzkrieg van april 1941.

Op 22.6.1941 kwam de USSR aan de beurt. Ais Duitslands voornaamste bondgenoten fungeerden Roemenië en Finland, terwijl Hongarije, Italië, Slowakije en Kroatië eveneens troepen stuurden. Ook Westeuropese vrijwilligers namen deel aan de strijd, die de eerste maanden tot enorme Russische nederlagen leidde; grote troepenmachten werden omsingeld. In sept. en okt. 1941 meldden de Duitsers, dat de omsingelingsslagen bij Kiev en Brjansk-Vjasma hun elk 600 000 krijgsgevangenen hadden opgeleverd. Tegen het einde van de herfst waren vrijwel de gehele Oekraïne, Wit-Rusland, de Baltische staten en een deel van de Russische laagvlakte in Duitse handen. Leningrad werd omsingeld en Moskou in nov. tot op 30 km benaderd.

De Duitse opmars werd echter tot staan gebracht en in de volgende winter wist het Rode Leger zelfs enige terreinwinst te boeken. Daarmee was de oorlog voor Duitsland eigenlijk al verloren, want in dec. 1941 was de oorlog tegen de VS officieel begonnen. Van Pearl Harbor tot Stalingrad (dec. 1941—43). Door de zware Britse verliezen in Frankrijk was de grote Amerikaanse hulp aan Groot-Brittannië onmisbaar. Wegens uitputting van de Britse dollarreserves nam het Amerikaanse Congres in mrt. 1941 de Lend Lease Act aan, die later ook van toepassing werd op China en de USSR.

Na de ineenstorting van Frankrijk had Japan kans gezien zich in Indo-China te nestelen, hetgeen er in juli 1941 toe leidde dat de VS een bijna totaal embargo op de olie-uitvoer legden. Aangezien Japan zijn petroleumbehoefte voor 90 % uit import dekte, moest het door concessies aan de VS intrekking van het embargo bereiken of zich met geweld de nodige petroleum (Ned.-Indië) verschaffen. Duurden de pogingen om het eerste te bereiken te lang, dan behoefde Japan (gezien zijn slinkende voorraden) ook het laatste niet meer te proberen. Omdat de VS weigerden Japan de vrije hand in China te laten, mislukten de Japans-Amerikaanse onderhandelingen, waarna de Japanse zeeen luchtstrijdkrachten toesloegen: op 7.12.1941 vernietigden Japanse vliegtuigen vanaf zes vliegdekschepen de Amerikaanse vloot in de haven van Pearl Harbor op Hawaii. In de periode dec. 1941—mei 1942 bezette Japan Thailand (dat een bondgenoot werd), Birma, Malakka, Indonesië en de Filippijnen. De Amerikanen wisten het getij echter te doen keren.

In mei 1942 noopten zij de Japanse vloot in de Koraalzee tot de aftocht. In juni verloren de Japanners in de Slag bij de Midway Eilanden vier vliegdekschepen.

Voor Duitsland markeerde het jaar 1942 evenzeer als voor Japan zowel een hoogtepunt van zijn successen als het begin van de nederlaag. In Zuid-Rusland drongen de Duitsers door tot de kniebocht van de Wolga en tot de Kaukasus. Gedurende de herfst werd de Duitse opmars echter tot staan gebracht in het taai verdedigde Stalingrad. Door de geweldige frontuitstulping in de sectoren Stalingrad, Kalmukkensteppe en Noord-Kaukasië waren de Duitse linies uitermate dun bezet. In nov. 1942 braken de Russen door en omsingelden zij de Duitse troepen (voornamelijk het 6e leger) in Stalingrad.

In Noord-Afrika was Rommel in de zomer van 1942 in de richting van de Nijldelta opgerukt. Begin nov. echter braken de Geallieerden door bij El Alamein, wat het Afrikakorps tot een snelle terugtocht dwong. Tezelfdertijd bezetten Anglo-Amerikaanse troepen Marokko en Algerije, terwijl Duitse troepen Vichy-Frankrijk binnentrokken en zich in Tunesië nestelden. Op 2.2.1943 capituleerden de restanten van de Duitse troepen in Stalingrad.

Ook ter zee vormde 1942 voor Duitsland een hoogtepunt, dat de weg omlaag markeerde. In nov. 1942 vestigden de Duitse onderzeeërs hun maandrecord: 105 geallieerde schepen van totaal 650 000 t werden tot zinken gebracht. Niettemin had het landingskonvooi voor Frans-Noord-Afrika zijn doelen vrijwel onopgemerkt bereikt. In het voorjaar van 1943 leden de Duitse onderzeeërs zware verliezen en was de tonnage aan getorpedeerde geallieerde schepen sterk teruggelopen.

De geallieerde overwinningen (1943—45). De intergeallieerde betrekkingen werden in 1943 vertroebeld door uitstel van het tweede front in West-Europa, een kwestie die Stalin hoog opnam. In de lucht trachtten de westelijk Geallieerden Duitsland te verzwakken door zware bombardementen. In mei 1943 veroverden de Engelsen en Amerikanen Tunesië, in juli Sicilië. Mussolini werd afgezet en gevangengenomen, waarna Italië nog enige tijd verder streed onder de regering-Badoglio, die in het geheim een wapenstilstand met de Geallieerden sloot. Toen zij die afkondigde, ontwapenden Duitse troepen het Italiaanse leger en bleef de Engels-Amerikaanse opmars in Zuid-Italië steken. De Duitsers bevrijdden Mussolini en vertrouwden hem de leiding toe over een fascistische romprepubliek.

In juli 1943 verloren de Duitsers in Rusland de enorme materiaalslag bij Koersk, waarna in de winter 1943—44 de Oekraïne grotendeels verloren ging. In juni 1944 volgde een Russisch offensief, dat voor Warschau tot staan kwam. In Italië was Rome in juni gevallen.

Op 6.6.1944 begon de invasie in Normandië. De geallieerde opmars in Frankrijk werd vergemakkelijkt door de geweldige Angelsaksische meerderheid in de lucht en door het Duitse benzinegebrek. In aug. 1944 was Frankrijk bevrijd, in sept. ook België, maar in Nederland werd de opmars (vooral door de Slag bij Arnhem) voorlopig gestuit. De Balkan ging ook verloren voor Duitsland. Een Duits tegenoffensief in de Ardennen (dec. 1944) boekte aanvankelijk enig succes, maar mislukte al gauw. In jan. 1945 bracht een Russisch offensief troepen tot diep in Oost-Duitsland.

In mrt. kregen de westelijke Geallieerden de Rijnbrug bij Remagen vrijwel onbeschadigd in handen, waarna zij ongestoord konden oprukken in een periode dat de Duitse troepen de strijd in het oosten nog hardnekkig voortzetten. Na de Russische omsingeling van Berlijn pleegde Hitler zelfmoord (30.4.1945). Op 7.5.1945 volgde de onvoorwaardelijke Duitse capitulatie.

Na hun verovering van de Solomon Eilanden en Nieuw-Guinea landden de Amerikanen op Saipan (juni 1944), een van de Marianen, dat na een maand geheel onderworpen was. Te land bleken de Japanners nog sterk genoeg voor offensieven in China en Birma. De Amerikaanse landing op Leyte, een van de Filippijnen, resulteerde in de grootste zeeslag uit de Tweede Wereldoorlog. Bij deze slag verloor Japan vier vliegdekschepen, drie slagschepen en tien kruisers. Voorjaar 1945 kostte de verovering van Iwosjima en Okinawa de Amerikanen zeer veel manschappen. Door de overeengekomen Russische interventie tegen Japan hoopten zij echter hun verliezen te beperken.

In aug. 1945, toen de USSR Japan aanviel, werden de Amerikaanse atoombommen op Hirosjima en Nagasaki gelanceerd. Dit alles leidde tot de op 2.9.1945 ondertekende Japanse capitulatie. De Tweede Wereldoorlog heeft aan naar schatting 35—60 mln. mensen het leven gekost, van wie bijna 6 mln. joden waren. De verliezen waren voor de USSR het grootst: 11 mln. militairen en 7 mln. burgers. De verliezen aan Duitse en Japanse zijde bedroegen 3 resp. 2 mln. militairen en aan elke zijde ca. een half mln. burgers. Italië, Frankrijk, Groot-Brittannië, Polen en de VS telden elk honderdduizenden gesneuvelde militairen. In China sneuvelden ca. 1,3 mln. militairen.

BEZETTING, COLLABORATIE EN VERZET IN EUROPA EN OOST-AZIË

De Duitse bezetting droeg in Oost-Europa een veel hardvochtiger karakter dan in het Westen. De Denen, Noren, Nederlanders en Vlamingen werden wat ‘ras’ betreft als gelijkwaardige volken beschouwd, terwijl de ostische Untermenschen werden voorbestemd voor genocide of deportatie. Deze troffen m.n. de joden. In de ‘Germaanse’ bezette gebieden kregen collaborateurs natuurlijk de meeste armslag. In Noorwegen mocht V.

Quisling een eigen regering vormen, maar deze bleef onder curatele van de Duitse rijkscommissaris Terboven. In Nederland wist Mussert niet de status van een Quisling te verwerven. Denemarken hield zijn eigen ‘neutrale’ regering, die zich echter in 1941 bij het Anti-Kominternpakt aansloot. In 1943 schoven de Duitsers die regering ter zijde, waarna zij voortaan ook hier via een rijkscommissaris regeerden. In Frankrijk waren tweeërlei collaborateurs, de conservatieve dragers van het Vichy-regime en de fascisten in engere zin. De laatsten konden slechts weinig invloed uitoefenen op de regering-Pétain.

Op de Balkan kreeg Kroatië een fascistisch bewind onder leiding van Pavelič. In het algemeen voelde Hitler weinig voor Slavische collaboratie. In Polen werd medewerking dan ook weinig op prijs gesteld. Het protectoraat Bohemen-Moravië volgde in deze een ander beleid: hier hoopte men na eliminatie van de Tsjechische intelligentsia een veel groter deel van de bevolking ‘einzudeutschen’ dan in Polen. In de bezette gebieden van de USSR bestond (vooral in de Baltische landen en de Oekraïne) aanvankelijk veel bereidheid tot collaboratie, hetgeen door de hardvochtige Duitse politiek al gauw wat bekoelde. Hitler wilde van 1941—43 in deze regionen geen collaboratie.

De rijkscommissaris voor ‘Ostland’ (Lohse) en het leger sloegen zijn directieven deels in de wind en sinds 1943 ondernam ook de ss pogingen om burgers en militairen tegen Stalin te mobiliseren. Zowel in Oost-als in West-Europa werd het verzet sterk gestimuleerd door de sinds 1942 uitgevoerde Duitse razzia’s ten behoeve van de Arbeitseinsatz.

Japan heeft in de jaren 1931—45 het nationalisme in China en Zuidoost-Azië bevorderd, maar probeerde het tevens zodanig te manipuleren, dat het genoegen zou nemen met de satellietstatus in de ‘Grootoostaziatische Welzijnssfeer’. Het eerste voorbeeld hiervan was Mantsjoekwo, welke staat geheel door ‘adviseurs’ werd bestuurd en uitgebuit. In 1940 werd er in Nanking een collaborerende regering onder leiding van Wang Tsjing-wei geïnstalleerd. In China werd het communisme een geduchte macht in de strijd tegen de gehate bezetters. In Zuidoost-Azië kregen Birma en de Filippijnen in 1943 en Vietnam en Indonesië in 1945 een formeel onafhankelijke status van Japan. Niettemin ontstonden er ook hier verzetsbewegingen, de Hukbalahap (Filippijnen) en de Viet Minh (Vietnam), waarin de communisten een dominerende rol speelden.

Hetzelfde gold voor de guerrilla op Malakka, die uitsluitend een aangelegenheid was van de Chinese minderheid. Het Japanse optreden in al deze gebieden was dermate aanmatigend en bracht zo veel ontberingen (o.a. dwangarbeid), dat het bevorderlijker was voor weerspannigheid dan voor collaboratie.

DE INTERGEALLIEERDE BETREKKINGEN

In juni en sept. 1943 strekte de USSR via Stockholm vredesvoelhoorns uit naar Duitsland, hetgeen o.a. door Hitlers onverzettelijke houding tot niets leidde. Wellicht was deze geheime (maar niet geheim te houden) diplomatie een middel om de westelijke Geallieerden onder druk te zetten. In nov. 1943 bereikten de Amerikaanse president F.D. Roosevelt, de Britse premier W. Churchill en Stalin op de Conferentie van Teheran een overeenkomst over het in mei 1944 te vormen tweede front, dat gesteund zou worden door een Russisch offensief.

Toen reeds beloofde Stalin in beginsel dat hij na de Duitse capitulatie tegen Japan zou interveniëren. De grootste steen des aanstoots in de betrekkingen tussen de USSR en het Westen vormde Polen, m.n. door de kwestie-Katyn. In 1944 liet de USSR eerst een opstand van Warschau tegen de Duitsers in de steek en daarna installeerde het in zijn bezette Poolse gebied een voorlopige regering. Op de Conferentie van Jalta (febr. 1945) werd overeengekomen, dat die Poolse regering zou worden aangevuld met figuren die ook voor het Westen aanvaardbaar zouden zijn. Tevens werd voor de Duitse herstelbetalingen een som van 20 mrd. dollar genoemd, wat in verband met de toestand in Duitsland vrij illusoir was en later een oorzaak van de Koude Oorlog zou worden. In juli 1945 kwamen de Grote Drie in de Conferentie in Potsdam bijeen om de Duitse kwestie voorlopig te regelen.

Ook deze regeling zou door het ontstaan van de Koude Oorlog illusoir worden.

GEVOLGEN

De Tweede Wereldoorlog is uitgelopen op een revolutie in de internationale machtsverhoudingen. Behalve de verbreking van het Europese evenwicht, betekende hij buiten Europa een voortzetting van de al in de Eerste Wereldoorlog begonnen ontvoogding van gekoloniseerde volken. Waren in de eerste oorlog al nieuwe en op grote schaal toepasbare strijdmiddelen ingevoerd, in de tweede kwam het zelfs tot het werpen van atoombommen, waarop enerzijds ook andere staten tot de ontwikkeling van kernwapens kwamen, anderzijds ook getracht werd verdere verspreiding ervan te voorkomen.

Litt. L.L. Snijder, De oorlog, de gesch. van de jaren 1939—45 (1960); J. Presser, Ondergang (2 dln. 1965); B.A. Sijes, De arbeidsinzet (1966); L. Gruchmann, Der zweite Weltkrieg (1967); A.A. de Jonge, Het nationaal-socialisme in Nederland (1968); G.

Kolko, The politics of the war (1969); L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (12 dln. 1969 vgl.); E.M. Robertson e.a., The origins of the Second World War (1970); B.H. Liddell Hart, Hist. of the Second World War (1970); A.J.P. Taylor (red.) History of World War II (1974); A.J.P. Taylor, The Second World War (1975); L.v. Brussel, Achttien dagen Blitzkrieg (1975); J.L.

MouIton, A study of warfare in three dimensions (1975); S. van de Zee, Voor führer, volk en vaderland sneuvelde ... (1975); F. Forstmeier en H.E. Volkmann (red.), Kriegswirtschaft und Rüstung 1939—45 (1977); B.A. Sijes, Vervolging van zigeuners in Nederland, 1940—1945 (1979).

< >