Duits componist, * 28.8.1903 Sächsisch Reen, ✝ 18.9.1969 Oost-Berlijn. In 1924 werd Wagner-Régeny koorrepetitor aan de Berlijnse Volksoper.
Van 1925—28 werkte hij met de choreograaf R.von Laban samen. Hij werd in 1947 directeur van het conservatorium te Rostock en in 1950 hoogleraar compositie te Oost-Berlijn. In sommige werken paste hij de twaalftoon-techniek toe. Zijn liederen en opera’s behoren tot het belangrijkste dat hij heeft geschreven. Composities: opera’s: Der Günstling (1935), Die Bürger von Calais (1939), Prometheus (1959), Das Bergwerk von Falun (1961), Persische Episode (1963), Die Fabel vom seligen Schlächtermeister (1964); ballet: Der zerbrochene Krug (1937), Tristan (1958); koormuziek: Cantica Davidi Regis (1954), Genesis (1956), Schir Haschirim (1964); liederen: Lieder der Frühe (1919—25), Acht Gesänge des Abschieds (1968); piano-, kamer-, orkest-, film-en toneelmuziek. Uitgave: Begegnungen, door T. Müller-Medek (1968).
Litt. D. Hartwig, R. Wagner-Régeny (1956).