(Églises wallonnes) Franssprekende protestantse gemeenten, uit de gereformeerde Reformatie ontstaan, in de tweede helft van de 16e eeuw in de Noordelijke Nederlanden opgekomen, deels gevormd door uitgewekenen, deels door soldeniers. Zij hadden veel invloed op belijdenis (calvinistisch) en organisatie (presbyteriaal-synodaal), maar vormden sinds 1577, bekrachtigd door de Dordtse Synode van 1578, met de Waalssprekende gemeenten van de Zuidelijke Nederlanden een afzonderlijke afdeling van de Gereformeerde Kerken der Nederlanden, met eigen synode.
De Waalse kerken stonden toen dus gelijk met een provinciaal kerkelijk ressort. Sinds de val van Antwerpen (1585) nam de invloed van Waals-hervormden zeer toe. Er ontstonden toen 37 Waalse gemeenten, in twee classes verdeeld (Holland en Zeeland). De gemeenten ontvingen nieuw leven door de stroom van vluchtelingen na de opheffing van het Edict van Nantes (1685). Maar het aantal gemeenten is gaandeweg verminderd, zodat er nog 16 bestaan, met 14 predikantsplaatsen en ca. 5000 leden. Sinds 1945 hebben de Waalse kerken wat betreft de afvaardiging naar de Generale Synode der Ned.
Hervormde Kerk de bevoegdheid van een classicaal ressort. In andere opzichten (b.v. bij de toelating tot de evangeliebediening) zijn de bevoegdheden van een provinciaal ressort gebleven op grond van de historische eigen aard der Waalse gemeenten.
LITT. F.Le Cornu, Origines des églises réf. wall. des Pays Bas (1949); Les églises des Pays Bas (1963).