v.,
1. gewaarwording van blijdschap: de vreugde over dit weerzien; plezier: in vreugde leven; (spr.) hoe meer zielen, hoe meer vreugde, hoe groter gezelschap, hoe meer plezier;
2. het betonen van blijdschap: de stad was vol vreugde;
3. (-n), bron van geluk: hij is de vreugde van zijn ouders.