(VE), V. (-heden), eenheid in de veevoedingsleer voor het aangeven van de hoeveelheid beschikbare netto-energie in veevoeder.
De voedereenheid die overeenkomt met de voederwaarde van 1 kg normale gerst, is uit Denemarken afkomstig en overgenomen door de andere Scandinavische landen. Door vergelijkende voederproeven werd voor elk voedermiddel het aantal VE vastgesteld. Na de introductie van het begrip zetmeelwaarde (zw) is er ook een meer wetenschappelijke basis ontworpen voor VE en wel met behulp van demelkwaarde. Per definitie worden aan 100 kg gerst 100 VE toegekend; 100 VE = 75 melkwaarde = ZW + 0,5 VRE. Thans heet deze VE de Scandinavische voedereenheid (SVE) . Voorts onderscheidt men de Russische voedereenheid (rVE = 0,6 z w) en de Europese voedereenheid (eVE = 0,7 zw). Sedert mei 1977 werkt men alleen nog in Nederland - met de voedereenheid melk (VEM) die gebruikt wordt voor melkvee, opfokvee en paarden.
Voor intensief te mesten (jong) rundvee is eveneens in mei 1977 het begrip voedereenheid vleesvee intensief (VEVI) in gebruik genomen. Het kenmerkende van deze nieuwste voedereenheden is dat de energetische voederwaarde afhankelijk is van het voedermiddel èn van de produktie (melkhoeveelheid, groeisnelheid).