Ned. schrijver, *14.2.1913 Groningen. Visser werd opgeleid tot meubelmaker, werd later onderwijzer, maar wijdde zich kort daarop geheel aan de litteratuur.
Hij werkt als criticus en cursiefschrijver, o.m. voor De Telegraaf. Hij is de Ned. kenner van het detectiveverhaal, waarover hij een aantal studies schreef. Hij bevordert dit genre o.a. door zijn redacteurschap van Pulp en van een aantal reeksen detectiveverhalen. Werken: poëzie: Facetten (1936), Na de reis (1946), Recitatief (1956); romans: De mens wikt... (1936), Rudolf de Mepse (1945), Galg en rad (1947); de Jo Rutgercyclus: De buurt (1953), De vlag halfstok (1955), God in Frankrijk (1958), De valstrik (1959), De hel met negen deuren (1962); verhalen: Erotisch duel (1941), De oostganger (1958), Sheffield staal (1978); detectives: Uitnodiging tot moord (1953), De kat en de rat (1967), Het kind van de rekening (1969), De chanteur (1970); studies over detectives: Kaïn sloeg Abel (1963), Onder de gordel (1968), Wie is de dader? (1971), De mythe van de Maffia (1974); kronieken: Leven van de pen (1965); herinneringen: ’t Peerd van ome Loeks (1970), Het klooster van Sint-Jurriaan (1974).