Ned. wet van 7.8.1953, Stb. 446, later gewijzigd, volgens welke vervreemding van landbouwgronden een overeenkomst behoeft:
1. tot overdracht van land;
2. tot vestiging, wijziging, verlenging of overdracht van een zakelijk recht op land. De wet verstaat onder land: grond, waarop enige vorm van landbouw wordt of onmiddellijk kan worden uitgeoefend (art. 1). Landbouw omvat o.m.: akkerbouw, weidebouw, veehouderij. Art. 9 geeft de Grondkamer richtlijnen voor de toetsing van de prijs en voor de landbouwkundige toetsing; art. 9a omschrijft het voorkeursrecht van de pachter.
Goedkeuring van de overeenkomst kan o.m. geweigerd worden:
1. op grond van te hoge prijs;
2. indien de overeenkomst zou leiden tot:
a. een ondoelmatige verkaveling of een ondoelmatige ligging van het land ten opzichte van de bedrijfsgebouwen of van de woning;
b. afscheiding van het land van de gebouwen, voorzover daardoor een goede exploitatie van het land, van de gebouwen of van beide ernstig wordt geschaad.