(verhoogde, heeft verhoogd),
1. hoger maken, opwerken: een vloer verhogen;
2. een noot een halve toon verhogen, hoger doen klinken, spelen, zingen;
3. in positie of aanzien verheffen: iemand in rang verhogen;
4. bevorderen: twee jongens zijn niet verhoogd, moeten dezelfde klas nog eens overdoen;
5. vermeerderen: de prijs van iets verhogen;
6. sterker doen uitkomen: saus verhoogt de smaak.