Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Transit

betekenis & definitie

[Eng. Fr.], m.,

1. doorvoer;
2. recht van doorvoer.

B
ij transit is zowel het beginpunt als het einddoel buiten het land van doorvoer gelegen. Daarbij kunnen overlading, opslag e.d. toegestaan zijn. In het internationale recht bestaat een recht op transit, dat neerkomt op een beperking van territoriale souvereiniteit, niet in het algemeen. Op elk apart gebied kunnen zich transitregels vormen. Voor de binnenvaart en het spoorwegvervoer is in 1921 in Barcelona onder de auspiciën van de Volkenbond een conventie inzake de vrijheid van transit tot stand gekomen. Na de Tweede Wereldoorlog is in art. 5 van de General Agreement on Tariffs and Trade de vrijheid van transit opgenomen voor goederen en transportmiddelen te water en op de weg.

In de luchtvaart erkent de Conventie van Chicago inzake de Burgerluchtvaart (1944) het recht van non-stopovervlucht voor niet-lijnvliegtuigen, en het recht op non-commerciële landing. Een bijzonder aspect van het transitoprobleem is dat van de landen zonder zeekust om toegang te krijgen tot de zee. Dit aspect is opgenomen in de Geneefse Conventie inzake de Volle Zee van 1958, en in een verdrag vastgelegd in 1965 te New York. Op de Derde Zeerechtconferentie (begonnen 1973) werden eveneens bepalingen inzake transitrecht behandeld.

LITT. L.Marion, La liberté de transit en droit international (1972).

< >