[Hd.], bn. en bw.,
1. wat een techniek betreft; op het gebied of op het punt van een bepaalde techniek: technische term, vakterm: technisch ambtenaar, ambtenaar belast met bepaalde technische werkzaamheden, b.v. opzichter van de rijkswaterstaat; technisch chemicus, iemand die de chemische techniek beoefent; (België) technisch onderwijs, nijverheidsonderwijs; bureau, bureau waar werken op het gebied van de techniek worden voorbereid en hun uitvoering geleid;
2. (alleen) betrekking hebbend op het werktuiglijk gedeelte: een technische storing, technische staf;
3. uit een oogpunt van een of de techniek: dat is technisch onmogelijk; technisch zuiver, dermate zuiver, dat de verontreinigingen geen invloed meer hebben bij het gebruik of de verdere verwerking.
