Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Tapijt

betekenis & definitie

[Gr.tapetos], o. (-en), met de hand of machinaal vervaardigd kleed, effen of voorzien van motieven, glad of gestructureerd, bestemd voor vloerof wandbedekking.

Met de hand vervaardigde tapijten worden onderscheiden in geknoopt en geweven. Knopen worden met de hand gelegd om doorgaans verticaal gespannen kettingdraden. Ze worden vastgezet door telkens tussen een horizontale rij knopen een inslagdraad te leggen. Bekende geknoopte tapijten zijn oosterse tapijten (oriëntaalse tapijten). In het westen worden, wel in huisvlijt, wollen pooleindjes op een horizontaal gelegd stramien ingeknoopt. Met de hand geknoopte tapijten worden meestal als vloerbedekking gebruikt, soms als wandbekleding. Met de hand geweven tapijten worden veelal als wandversiering maar ook wel als vloerkleed gebruikt.

Machinaal vervaardigde tapijten kunnen worden ingedeeld naar uiterlijk, fabricagemethode en structuur. Men onderscheidt in de eerste plaats tapijten met een pool: pooltapijten, en tapijten zonder pool: vlaktapijten. Pooltapijten kunnen worden gemaakt met verschillende technieken zoals tuften, weven, breien, plakken, bevlokken en stikken. Bestaat de pool uit lussen, dan spreekt men van luspool of bouclé. Worden de lussen doorgesneden, dan ontstaan poolpluizen of toefen. Zijn ze regelmatig gesneden dan ontstaat moquette of velours.

Zijn de gareneindjes enigszins omgekruld, dan spreekt met van frisé. Er bestaan verschillende variaties zoals gedeeltelijk lus en gedeeltelijk toef, dan spreekt men van cut-loop. Afwisselend hoge en lage lussen komen ook voor: high-low. Worden daarbij eilandjes hoge lussen doorgesneden, dan krijgt men tip-sheared tapijt.

FABRICAGE

De belangrijkste methode is het tuften, waarbij de poolgarens afzonderlijk worden geregen door naalden, en door een grondlaag of drager geprikt. Het weven van tapijten neemt in betekenis af. De geweven bouclés zijn vrijwel geheel door de tufted bouclés verdrongen. Als toeftapijt worden m.n. in Engeland en België nog veel wiltontapijten en axminstertapijten geweven. Bij wiltontapijten worden de gekleurde pooldraden over ijzeren staven (roeden) geweven, waardoor lussen worden gevormd die later worden doorgesneden.

Het patroon schijnt soms door de min of meer gladde juten rug heen. Naast de effen gekleurde moquettes worden wiltontapijten veel in motieven (bloemen of andere) geweven maar ook als karpet in Oosterse dessins. De motieven van axminstertapijten komen overeen met die van wiltontapijten maar ze worden gevormd door de aanvoer van gekleurde garens, die op de lengte van een dubbele toef worden afgesneden en in het weefsel worden vastgezet. Royal axminster (of spoelaxminster) en gripper-axminster worden nog geproduceerd, ze zijn herkenbaar aan de dikke inslagribbels aan de achterzijde. Bij de geweven tapijten wordt nog veel jute als grondgaren en katoen als bindgaren gebruikt. Voor de vlakke geweven tapijten wordt sisal en kokos gebruikt maar ook wel, zoals in Scandinavië, bandjes van afvalkatoen.

Ze worden zowel kamerbreed als in loperof matvorm gemaakt. Gebreide tapijten zijn vervaardigd met een of andere breitechniek, maar voor de leek moeilijk te onderscheiden van tufted tapijt. De geplakte tapijten hebben scherp afgetekende evenwijdige poolribbels van garen of vezelvliezen. Voor de pool worden m.n. nylon, wol, acryl en polypropyleen of mengsels van deze vezelsoorten gebruikt. Een belangrijk niet geweven tapijt zonder pool is het naaldvilt, dat is vervaardigd uit lagen textielvezels uit nylon en/of polypropeen, al of niet gemengd met dierlijk haar. Met behulp van naalden, voorzien van haakjes, worden de vezels verward en met elkaar verknoopt. Een variant hierop is een naaldvilttapijt met een eventueel gedessineerde bovenlaag, waardoor het op pooltapijt gaat lijken.

< >