[<Gr. syn, samen; phyo, doen groeien], v. (-n), (ook: schaamvoeg), (voluit: symphysis pubis), de uit vezelig kraakbeen bestaande schijf die de verbinding vormt tussen het linkeren rechterschaambeen.
(e) De symfyse is een kraakbeenschijf, ca. 4 cm hoog en 2—2,5 cm dik, en maakt deel uit van een van de drie gewrichten van de benige bekkenring. Tijdens de zwangerschap wordt de symfyse onder invloed van hormonen wat losser, hetgeen tijdens de baring van voordeel is. Gaat dit proces te ver, zodat de schaambeenderen uiteen gaan wijken, dan spreekt men van symfysiolysis. Behandeling met een hangmat (3-6 weken) geeft algehele genezing.
