o., voertaal van Oosten Centraal-Afrika.
(e) Het Swahili wordt gesproken in de landen Tanzania, Kenia, Oeganda, Rwanda, Boeroendi en in (oostelijk) Zaïre door ca. 30 mln. mensen. In al deze landen vervult het Swahili een min of meer officiële functie, maar de hoogste status heeft het bereikt in Tanzania, waar het op alle gebieden van het openbare leven bijna uitsluitend wordt gebruikt. Er zijn echter slechts 1 mln. personen die het Swahili als hun moedertaal spreken.
Het Swahili behoort tot de →Bantoetalen en is het meest verwant met andere talen aan de kust van Kenia. In de loop der eeuwen heeft het Swahili veel leenwoorden opgenomen, vooral uit het Arabisch. Toch kan het niet als mengtaal worden beschouwd, omdat de basiswoordenschat en de grammaticale structuur puur Bantoe zijn. Het onderscheidt zich van de meeste Bantoetalen doordat het geen toontaal is, d.w.z. verschillende woorden of vormen van een woord onderscheiden zich niet van elkaar door verschillende toonhoogte. Het Standaard-Swahili is gebaseerd op het dialect van Zanzibar (ki-Unguja). De Swahili poëzie heeft een traditie die zeker eeuwen ouder is dan het oudst overgeleverde manuscript (1728).
Van de oudere dichtwerken zijn vooral epische gedichten bekend, die meestal in de islamitische traditie staan en vaak op Arabische voorbeelden steunen. Over de populaire oudere dichtkunst is minder bekend. Tegenwoordig bestaat er een rijke litteratuur van uiteenlopende genres en vormen, waaronder ook de traditionele dichtvormen.
LITT. E.O.Ashton, Swahili grammar (1944); D. V.Perrot, Teach yourself Swahili (1957); L.Harries, Swahili poetry (1962); W.Whiteley, Swahili. The rise of a national language (1969).