Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

Oeganda

betekenis & definitie

republiek in Oost-Afrika, begrensd door Soedan, Kenia, Zaïre, Rwanda en Tanzania, 236037 km2 (waarvan 42440 km2 water), 11,2 mln. inw. Hoofdstad: Kampala.

FYSISCHE GESTELDHEID Reliëf en afwatering. Oeganda ligt op het Oostafrikaans Merenplateau. Dit plateau helt in Oeganda van 1500 m in het zuiden af naar 900 m boven zeeniveau in het noorden. Het bestaat uit een golvend terrein, ingenomen door savannen en hier en daar begroeide moerassen. Het plateau wordt begrensd door slenken en vulkanische gebergten. In de westelijke slenk liggen het Idi Amin Dada Meer en het Mobutu Sese Seko Meer, die gescheiden worden door het 100 km lange Ruwenzori Gebergte (tot ca. 5000 m hoog) en verbonden worden door de SemIiki.

In het oosten en zuidoosten wordt het plateau begrensd door het lage berglandschap van de vulkaan Mount Elgon. Het heuvelachtige landschap ligt als een dam tegen het Victoria Meer en wordt bij Jinja doorsneden door de Victoria Nijl die naar het Kyoga Meer stroomt (→Nijl). Het Kyoga Meer, het Kwania Meer en het Salisbury Meer worden gevormd door verbrede waterwegen in een moerassig gebied.

Klimaat. Oeganda ligt in de tropen. Het reliëf bepaalt in grote trekken het klimaat. Het plateau in het midden en noorden heeft een jaarlijkse gemiddelde temperatuur van 24 °C en een jaarlijkse gemiddelde neerslag van 1000—1500 mm. Er zijn geringe temperatuursverschillen. In het zuidwesten van het land is de temperatuur iets lager.

De neerslag valt het gehele jaar door. In de bergen (in het oosten en in het westen) en in het gebied bij het Victoria Meer kan de neerslag oplopen tot 2500 mm. In het noordoosten is het veel droger (minder dan 762 mm/jaar).

Flora en fauna. Oeganda is een savannegebied, dat m.n. kortere grassen heeft. Uitzonderingen vormen de tropische regenwouden langs het Victoria Meer, in de bergen en in het midden (uitgestrekte papyrusmoerassen). In de rivieren en meren leven nijlpaarden en krokodillen. Inheems zijn giraffe, zebra, olifant, leeuw, vele apensoorten, neushoorns, antilopen, vele soorten vlinders, papegaaien.

BEVOLKING Algemeen. De jaarlijkse bevolkingstoename bedraagt 3,4 %, het geboortencijfer is 45,2 0/00, het sterftecijfer, 15,9 0/00. Van de bevolking is ca. 10 % urbaan. De grootste steden zijn Kampala, Jinja, Mbale en Entebbe. De bevolking bestaat voornamelijk uit Bantoevolken (o.a. Kiga, Nkole, Toro, Nyoro, Soga, Gisu en Ganda).

Het dichtstbevolkte gebied ligt rond Kampala en Entebbe. De Ganda hebben in Oeganda de leiding; hun levensstandaard is de hoogste. Het noorden wordt bewoond door Niloten, in aantal de tweede bevolkingsgroep (o.a. Lango en Acholi). In het noordoosten wonen de Nilohamieten, onder wie de Karamojong. Soedannegers bewonen het uiterste noordwesten.

Langs de Semliki leven Pygmeeën. Indiërs, die belangrijke functies hadden in handel, industrie en wetenschap, werden in 1972 gedwongen het land te verlaten in het kader van de zuiveringsacties.

Taal. De officiële taal is Engels. De Ganda spreken Ganda; verder worden er nog vele andere Bantoetalen gesproken. In het noorden treft men Nilohamitische talen en Nilotentalen aan. Swahili is weinig verbreid.

Godsdienst. De helft van de bevolking behoort tot het christendom (m.n. rooms-katholicisme); natuurreligies komen veel voor. Kleine groeperingen belijden de islam.

Communicatie. In Kampala verschijnen twee dagbladen en een weekblad. In 1975-77 zijn alle buitenlandse dagen weekbladen verboden geweest. Publikaties tegen Oeganda gericht blijven verboden. Er zijn ca. 46500 telefoontoestellen. Er is een radioen televisiestation van het Ministerie van Voorlichting dat in alle talen van het land uitzend. Er zijn 250000 radioen 80000 televisie-ontvangers.

Algemeen. De agrarische sector vormt de grondslag van de economie; deze sector neemt met 50 % deel aan het bruto nationaal produkt.

Landbouw. Klimaat en bodem zijn bijzonder gunstig voor het uitoefenen van landbouw; van de totale oppervlakte is 27 % akkerland, voornamelijk in het zuidoosten gesitueerd. De landbouw wordt uitgeoefend door Afrikaanse boeren op kleine bedrijven; 40 % van de bedrijven produceren alleen voor eigen gebruik; 1 % van de bedrijven is in handen van niet-Afrikaanse plantagehouders. Er zijn 3000 agrarische coöperaties (800000 leden) die zich bezighouden met verkoop en verwerking van produkten. Van de voedingsgewassen is gierst, dat in het gehele land wordt verbouwd, het belangrijkste graan; ook maïs wordt veel verbouwd. In het gebied van Buganda is de banaan het belangrijkste voedingsgewas.

In het noorden zijn aardnoten, cassave en sesam belangrijk. Een kwart van het landbouwareaal wordt voor handelsgewassen benut. Het koffiecentrum is Buganda met de koffiesoort robusta (90 % van de totale kof fieproduktie); het gebied van de arabica zijn de hellingen van de Mount Elgon en het Ruwenzori Gebergte. Veel koffie wordt illegaal de grens over gebracht. Katoen wordt verbouwd in een uitgestrekt gebied om het Victoria Meer en langs de noordelijke spoorlijn op niet-geïrrigeerde gebieden. Ontkorrelingsbedrijven zijn ter plaatse.

Thee wordt verbouwd in Toro en Buganda. Te Port Bell staat een instanttheefabriek. Tabak wordt verbouwd in het westen en noorden. De sigarettenfabriek te Jinja werkt voor de export. Er zijn drie suikerrietplantages bij het Victoria Meer. Ook wordt in Oeganda vanille en cacao verbouwd; verbouw van soja, rijst, tarwe, groente en knolgewassen wordt bij landbouwhervormingen gestimuleerd.

Veeteelt. De veeteelt wordt in het noorden en noordoosten (Acholi en Teso) uitgeoefend door halfnomadische stammen. Omdat voor de bezitter het aantal stuks vee als statussymbool in de meeste gevallen belangrijker is dan de kwaliteit van de dieren, komt overbeweiding op grote schaal voor. De zeboe maakt 70 % van het totaal aantal dieren uit, verder zijn er geiten en schapen. Kampala en Mbale hebben veemarkten. De overheid steunt actief de bestrijding van de tsetsevlieg.

Bosbouw. Van de totale oppervlakte van het land is 14 % met bos bedekt. De bosexploitatie is onbelangrijk. Ter bestrijding van bodemerosie en ter vebetering van de waterhuishouding wordt eucalyptus aangeplant.

Visserij. De grote meren zijn visrijk, maar de exploitatie is naar verhouding nog van geringe betekenis (80000 t vis per jaar). De teelt van vooral karper en tilapia wordt belangrijk.

Energie. De Uganda Electricity Board is een staatsonderneming en exploiteert o.a. de elektriciteitswerken bij de Owen Falls Dam (150 MW), vanwaar o.a. energie wordt geëxpoteerd naar Nairobi (Kenia) via één van de langste transmissieleidingen ter wereld. Op kleinere schaal wordt hydro-elektriciteit gewonnen bij Kikagati; de Mobutu-installaties leveren energie voor de mijnen bij Kilembe. Er zijn plannen voor hydro-elektrische installaties bij de Aru Falls (Acholi-district).

Mijnbouw. Bij Kilembe worden koper en kobalt gedolven. In de plaats staat een kopersmelter. Bij Tororo worden fosfaat en kalksteen gewonnen. De zoutwinning in Katwe bij het Idi Amin Dada Meer is voldoende voor eigen gebruik. Oeganda heeft verder ijzererts, wolfraam, tin en beryl.

Industrie. De industrie draagt met 7,2 % bij in het bruto nationaal produkt. De industrie is voorname lijk gebaseerd op de verwerking van agrarische produkten. Centra zijn Kampala, Jinja, Tororo. Moeilijkheden voor industrialisering zijn: afwezigheid van aardolie, geen directe verbinding met de open zee, gebrek aan geschoolde arbeiders en deskundigen, gebrek aan afzetmogelijkheden, geringe belangstelling van buitenlands kapitaal. Ter bescherming en uitbreiding van de binnenlandse industrie is een sterke importrestrictie ingevoerd en zijn er sinds 1977 faciliteiten voor buitenlandse investeerders van kracht.

Eigenaar van vele ondernemingen is (van staatswege) Uganda Development Corporation. De industrie omvat koper, cement, chemische produkten (kunstmest), levensmiddelen, textiel, metaalwaren, zeep, meubelen, houten papierwaren.

Handel. De belangrijkste exportartikelen zijn koffie, katoen, thee en koper. Deze produkten vormen 97 % van alle export. Voornaamste invoergoederen: machines, transportmiddelen, chemische produkten, granen.

Verkeer. De nationale spoorwegmaatschappij, Uganda Railways, beheert 1120 km spoorweg. De spoorlijn Kasese—Kampala—Tororo gaat door naar Mombasa. De andere spoorlijn loopt van Packwach-Gulu-Tororo. Het spoorwegnet zal evenals het wegennet worden uitgebreid. De totale weglengte die bij elk weerstype berijdbaar is, bedraagt 4800 km.

De wegen lopen meestal radiaal vanuit Kampala. Door de spoorwegveren, Jinja-Kisuma (Kenia), en Jinja-Mwanza (Tanzania) nam de binnenscheepvaart toe. Entebbe, de vroegere hoofdstad, heeft een internationaal vliegveld. Er zijn elf kleinere vliegvelden. Sinds 1977 heeft Oeganda een eigen luchtvaartmaatschappij, Uganda Airways. Toerisme.

Het toerisme wordt gestimuleerd. Besneeuwde bergen in de zone van de evenaar, warmwaterbronnen, groot wild in uitgestrekte wildparken (de nationale parken Queen Elizabeth, Kabalega Falls en Kidepo Valley), visrijke rivieren en meren zijn trekpleisters voor toeristen.

STAATSINRICHTING Bestuur. Oeganda werd op 8.9.1967 een republiek. Bij de grondwet van 1967 is de president belast met het uitvoerend gezag. Hij wordt bijgestaan door het kabinet van ministers. De president is lid van de National Assembly en neemt er actief aan deel. Op 25.1.1971 werd A.M.Obote afgezet en vervangen door Idi Amin.

Oeganda is verdeeld in tien provincies (onderverdeeld in 38 districten): Busoga, Central, Eastern, Karamoja, Nile, North Buganda, Northern, South Buganda, Southern, Western. Rechtspraak. Het decreet van mei 1972, waarbij het leger rechterlijke immuniteit werd gegarandeerd, plaatste de justitie en politie feitelijk buiten spel. Het militaire tribunaal heeft de macht iedereen te berechten. Appelzaken van dit tribunaal worden behandeld door de Defence Council, met Amin als arbiter.

Munt. De munteenheid is de Uganda shilling, verdeeld in 100 cents. De koers was op 10.1.1979: 1 Uganda shilling = f0,28 = BF 4.

Onderwijs. Er is geen leerplicht. Men kent 7 jaar lager onderwijs; het middelbaar onderwijs duurt 4 jaar, maar scholen die opleiden voor universitair onderwijs zijn 6-jarig. Verder zijn er technische scholen, landbouwscholen, opleidingsinstituten voor onderwijzers, op middelbaar niveau. De universiteit te Kampala (Makerere University College) maakte van 1963-70 deel uit van de University of East Africa. Het analfabetisme van 15-45-jarigen bedroeg 63 % in 1970.

Sinds 1972 is er na de uitwijzing van Aziaten en Europeanen een groot lerarentekort. Onderwijscursussen voor volwassenen genieten weinig belangstelling.

Defensie. Militaire dienst is vrijwillig. Het leger (20000 man) is uitgerust met o.a. 35 tanks, 15 scout cars. De marine, Lake Patrol, is in oprichting. De luchtmacht (1000 man) beschikt over o.a. 24 Migstraaljagers.

LITT: Koninklijk Instituut voor de Tropen, Landendokumentatie Oeganda (1967); M.Mamdani, Politics and class formation in Uganda (1976); Landerkurzbericht, Uganda (1978).

GESCHIEDENIS In het gebied van het huidige Oeganda ontwikkelden zich vanaf de 15e eeuw verschillende koninkrijkjes: →Bunyoro, Arkole (→Nkole), Toro en Buganda (→'Ganda), waarvan het laatste in de 19e eeuw het belangrijkste was. Ca.1850 arriveerden Arabische handelaren in Oeganda, die er de islam introduceerden. Zij werden gevolgd door Europese ontdekkingsreizigers op zoek naar de bronnen van de Nijl: J.H.Speke en J.H.Grant in 1862, S.W.Baker in 1864 en H.M.Stanley in 1875. Op uitnodiging van kabaka (koning) Mutesa i van Buganda begonnen aan het eind van de jaren zeventig van de 19e eeuw protestantse zendelingen en katholieke missionarissen met succes in het gebied te opereren. Onder Mutesa’s opvolger, Mwanza (1884—97), ontwikkelde zich uit de tegenstellingen tussen de kabaka, zijn hof en de plaatselijke machthebbers een felle strijd tussen de verschillende religies, die Buganda openlegde voor buitenlandse invloed. In Groot-Brittanië wist de in 1887 opgerichte East Africa Association, sinds 1888 Imperial East Africa Company, de belangstelling van de Britse regering voor Oeganda op te wekken.

Het in 1886 met Duitsland gesloten akkoord over de verdeling van Oost-Afrika in invloedssferen werd in 1890 in een nieuw verdrag uitgewerkt, waarbij Oeganda aan Engeland toeviel. Hetzelfde jaar zond de East Africa Company J.Luggard naar Buganda, waar hij een akkoord sloot met de door de partijstrijd in het nauw gebrachte kabaka. De positie van de Company in Buganda werd in 1893 door de Engelse regering overgenomen; in 1894 werd Buganda een Brits protectoraat. Met Bugandese steun breidden de Britten hun invloed uit; Bunyoro werd in 1896 een protectoraat, de andere rijkjes volgden. Kabaka Mwanza, die zijn macht door de Britse aanwezigheid steeds verder zag beknot, begon in 1897 een opstand, die mislukte doordat hij de steun van vele lokale ‘chiefs’ moest ontberen. Mwanza werd gedeporteerd en een minderjarige opvolger werd op zijn troon geplaatst.

In 1900 werd een bestuursregeling voor het protectoraat uitgevaardigd, waarin het principe werd gehanteerd van indirect rule, d.i. bestuur via de bestaande structuur van kabaka’s en chiefs; vooral de chiefs profiteerden hiervan. Evenals in andere koloniën bracht de komst van de Europeanen een heroriëntatie van de economie op de verbouw van exportgewassen met zich mee. Spoorlijnen werden aangelegd om de oogsten te transporteren, terwijl vooral Indiërs de handel en de bureaucratie gingen domineren. In tegenstelling tot het naburige Kenia waren het in Oeganda voornamelijk de kleine Afrikaanse boeren die de belangrijkste exportprodukten, koffie en katoen, produceerden. Het ontbreken van door blanken beheerde plantages en het systeem van indirect rule, dat eerder de chiefs dan de Britten impopulair maakte, vertraagden in Oeganda de opkomst van een nationalistische beweging. Toen de ontwikkelingen in Kenia en Tanganjika echter duidelijk maakten dat de Britten zich binnen afzienbare tijd zouden terugtrekken, ontstonden in de jaren 50 problemen over de vorm waarin de onafhankelijkheid zou moeten worden verleend.

Een Brits voorstel tot de vorming van een Oostafrikaanse Unie (met Kenia en Tanganjika) leidde tot verzet van de kabaka van Buganda, Mutesa n, die van 1953-55 werd verbannen. Na zijn terugkeer was het vooral de onafhankelijke opstelling van Buganda tegenover de andere delen van het protectoraat dat voor moeilijkheden zorgde. De belangrijkste exponent van één onafhankelijk Oeganda was de Uganda People’s Congress (UPC), onder leiding van M.Obote, die in conflict kwam met de Bugandese Democratie Party. De conservatieve Kabaka Jekkapartij werd echter door de sterke positie van de Democratie Party in Buganda in een coalitie gedreven met de u p c, en er werd besloten tot een federatieve structuur. Op 6.10.1962 werd Oeganda onafhankelijk met Obote als premier, terwijl Mutesa in 1963 president werd.

In 1964 voelde Obote zich sterk genoeg om zich van zijn conservatieve bondgenoten te ontdoen en ging hij een anti-Bugandese politiek voeren. In febr. 1966 voerde hij met steun van het leger een staatsgreep uit en werd hij president. Oeganda kreeg een centralistische constitutie en een één-partijstelsel. Obote ging geleidelijk een meer linkse koers volgen, maar wist zich niet populair te maken en werd tenslotte geheel van het leger afhankelijk. In 1967 werd het sinds 1962 bestaande samenwerkingsverband met Kenia en Tanganjika omgevormd tot de East African Community, die in 1968 een handelsverdrag met de EEG sloot. In jan. 1971 werd Obote door het leger onder leiding van I.Amin afgezet.

Ondanks aanvankelijk binnenlands verzet en de weigering van een aantal, m.n. Afrikaanse, landen zijn bewind te erkennen, werd Amin de situatie meester en liet hij zich in febr. 1971 tot president uitroepen. De verhouding met het buurland Tanzania, dat Obote asiel had verleend, bleef gespannen; in sept. 1972 ondernamen Oegandese ballingen vanuit Tanzania een vergeefse poging het regime van Amin omver te werpen. In het kader van de ‘economische oorlog’ tegen de niet-Oegandezen wees Amin eind 1972 de meeste Aziatische inwoners uit, hetgeen een ernstige slag voor de economie van het land betekende. In de loop van de jaren zeventig werd het despotisch bewind van Amin steeds grilliger; internationale organisaties rapporteerden vervolgingen en massa-executies die vele tienduizenden slachtoffers eisten. In 1975 raakte Amin in conflict met Kenia, nadat hij aanspraken op grote delen van dat land had gemaakt.

Israëlische commando’s ondernamen in 1976 een opzienbarende actie op het vliegveld van Entebbe nadat Amin betrokken was geraakt bij een Palestijnse vliegtuigkaping. Met Groot-Brittannië ontstonden verschillende malen moeilijkheden door Amins gewelddadig optreden tegen Britse burgers. Nadat in okt.1978 Oegandese eenheden tijdelijk het noordwesten van Tanzania hadden bezet, viel het Tanzaniaanse leger, gesteund door Oegandese ballingen, begin 1979 Oeganda binnen. In april 1979 slaagden de Tanzanianen erin de hoofdstad Kampala te veroveren, waar uit vm. ballingen een voorlopige regering werd gevormd onder leiding van Yusufu Lule, die aankondigde zo spoedig mogelijk verkiezingen te zullen organiseren.

LITT. R.C.Pratt, Buganda and British overrule (1960); R.A.Olivier (red.), A hist. of East Africa (3 dln. 1963-73); D.Apter, The political kingdom in Uganda (1967); J.Beattie, The Nyoro state 91971); D.A.Low, Buganda in modern hist. (1971); M.Twaddle (red.), Expulsion of a minority (1975); M.Mamdani, Politics and class formation in Uganda (1976).

< >