de op het Indonesische eiland Sumatra en op een aantal eilanden ten westen en ten oosten hiervan gesproken talen.
Van noord tot zuid worden de volgende talen gesproken: Atjehs, Gajo, Batak, Minangkabau met het Kerintji, Maleis, Redjangs en Lampungs. Op de eilanden ten westen van Sumatra: Simalur, Nias, Mentawai en het (waarschijnlijk uitgestorven) Enggano. Op de eilanden ten oosten van Sumatra (Bangka en Belitung) wordt voornamelijk Maleis gesproken. Ten gevolge van de sterke immigratie van Javanen wordt er op Sumatra ook veel Javaans gesproken, vooral in het zuiden in de zgn. Lampungse districten. De term Sumatratalen is van geografische aard.
Er is namelijk geen grond voor de veronderstelling dat de Sumatratalen een genetisch samenhangend complex zouden vormen binnen de Maleis-Polynesische taalfamilie. Voor de studie van de Sumatratalen hebben zich de volgende onderzoekers verdiensten verworven: Snouck Hurgronje en Hoesein Djajadiningrat (Atjehs), Hazeu (Gajo), Van der Tuuk (Batak), Van der Toorn (Minangkabau), Helfrich (Midden-Maleis), Sundermann en Steinhart (Nias).
LITT. P.Voorhoeve, Critical survey of studies on the languages of Sumatra (1955); I.Dyen, A lexicostatistical classification of the Austronesian languages (in: Indiana university’s publications in anthropology and linguistics 19, 1965).