Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

suikerbiet

betekenis & definitie

v./m. (-en),(ook: beetwortel), landbouwgewas, een variëteit van Bèta vulgaris uit de familie Chenopodiaceae.

(e) De suikerbiet is gedurende de 19e eeuw door selectie ontstaan uit suikerrijke →bieten. De teelt van suikerbiet als bron voor suiker werd begin 19e eeuw in West-Europa van groot belang door het verbod rietsuiker te importeren (continentaal stelsel), maar kwam vooral na 1860 goed op gang. Suikerbieten stellen vrij hoge eisen aan de grond. Een goed gewas suikerbieten onttrekt veel voedingsstoffen aan de grond, waardoor een vrij zware bemesting noodzakelijk is. Men kan niet te vaak achter elkaar op hetzelfde perceel suikerbieten telen wegens kans op ontwikkeling van het bietencystenaaltje (Heterodera schachtii). De teelt op hetzelfde perceel wordt beperkt tot éénmaal per vier jaar.

Kruisbloemigen (koolzaad, spruitkool) moeten om dezelfde reden als voorvrucht worden vermeden. Door mechanisatie wordt het handwerk bij de teelt tot een minimum beperkt. Het nu gebruikte zaad is genetisch éénkiemig, in tegenstelling tot voorheen toen per kluwen nog meerdere zaden aanwezig waren en dus meerdere plantjes bij elkaar kwamen te staan. Met éénkiemig zaad kan men op regelmatige afstanden alleenstaande plantjes krijgen. De normale zaaitijd is eind maart—begin april. De oogsttijd begint eind september en duurt meestal voort tot in november. Op de meeste akkerbouwbedrijven is de suikerbiet één van de meest winstgevende gewassen.

De plaag van het bietencystenaaltje heet bietenmoeheid; hiertegen bestaan nog geen af doende middelen. Verruiming van de vruchtwisseling is tot op heden nog het meest effectief. Een andere ernstige ziekte is de vergelingsziekte (veroorzaakt door Bèta virus 4). Dit virus wordt door de groene perzikluis (Myzus persicae) verspreid. Bestrijding is mogelijk door bespuiting met systemische middelen.

In 1978 bedroeg de wereldproduktie 289 mln. t suikerbiet afkomstig van 9 mln. ha. De meeste suikerbieten worden in de gematigde streken geteeld: USSR (93 mln. t), VS (23,5 mln. t), Frankrijk (24,5 mln. t), BRD (19,1 mln. t). In Nederland bedroeg in 1978 het areaal 131000 ha met een opbrengst van 6,324 mln. t. De suikerbiet wordt vooral op kleigrond geteeld, maar de teelt op zanden dalgronden neemt toe. Er zijn 11 zeer grote suikerfabrieken. →Suiker-Unie GA, →Centrale Suiker Maatschappij.

In België werd in 1979 5,8 min. t suikerbieten geproduceerd op een areaal van 116700 ha. De voornaamste produktiegebieden zijn de Leemstreek, de Zandleemstreek en de Polders. Er zijn 16 suikerfabrieken, waarvan twee raffinaderijen, nl. te Treinen en te Drey.

< >