[Lat.], o. (-iva), zelfstandig naamwoord.
(e) Het substantivum is de benaming voor een bepaalde zgn. open klasse van woorden. Hoewel algemeen wordt aanvaard dat substantiva en ook verba (= werkwoorden) woordklassen zijn die zich in alle talen van elkaar laten onderscheiden, stuit men bij het zoeken naar een sluitende universele definitie op moeilijkheden. Traditioneel wordt om het substantief te definiëren een combinatie van morfologische, syntactische en semantische kenmerken gehanteerd. Zulke definities voldoen wel voor een bepaalde taal of voor een groep van talen, maar gaan niet op voor alle talen. Zo kan men voor het Nederlands de substantiva definiëren als woorden die abstracte of concrete zelfstandigheden aanduiden, die verbinding met lidwoorden en bepaalde voornaamwoorden kunnen aangaan (een, de berg, die, deze berg) en die regelmatig meervoudsvorming (berg: bergen) en diminutiefvorming (berg: bergje) toelaten. In tal van talen ontbreken echter lidwoorden, doen zich meervoudsvorming en vorming van verkleinwoorden niet voor, en zijn lang niet alle woorden die men substantiva zou willen noemen ook inderdaad aanduidingen voor concrete of abstracte zelfstandigheden (dit laatste criterium gaat zelfs voor het Nederlands niet geheel op). LITT. J.Lyons, Semantics II (1977).