[<Lat. subjectum, het onderliggende],
I. bn., onderworpen, onderhevig (aan);
II. zn. o. (-en),
1. (filosofie) het beschouwende ik (e);
2.(logica) deel van een eenvoudig oordeel waarop
het andere deel betrokken wordt (e);
3. (taalkunde) onderwerp (e);
4. (recht) — van recht(en), drager van het recht of de rechten.
(E) FILOSOFIE. In ontlogische zin staat subject tegenover →object. Ermee bedoeld is: het wezen dat zich kenmerkt door een zelfzijn dat min of meer duidelijk, min of meer nog te verwezenlijken is, en dat dit zelfzijn actief uitdrukt. Subject vooronderstelt derhalve bewustzijn en taal.
In de logica betekent subject datgene waarover in een oordeel iets wordt gezegd, de drager van de eigenschappen of bijkomstigheden die in het predikaat worden uitgedrukt. In deze betekenis is het subject ook een object. TAALKUNDE. In de traditionele grammatica wordt het subject gedefinieerd als het woord (of de woordengroep in de zin) dat de handeling verricht die door het werkwoord wordt aangegeven. Zo is in: Jan doet de deur dicht, Jan subject, omdat Jan de handeling van het dichtdoen verricht. Bovendien bepaalt Jan als subject de vorm van het werkwoord (vergelijk: Jan doet tegenover ik doe). Men zegt dan dat het subject het werkwoord regeert.
Bepaalde zinnen leveren echter moeilijkheden op, b.v. De deur wordt door Jan dichtgedaan. Jan verricht wel de handeling, maar het is de deur die hier het werkwoord ‘regeert’ (vergelijk: De deuren worden). Men heeft het begrip subject ook wel beschouwd als dat deel van de zin dat aangeeft waarover het predikaat of het gezegde iets meedeelt. Dat zou voor de besproken zinnen tot gevolg kunnen hebben dat Jan en de deur beide als subject kunnen gelden. Andere maken een onderscheid tussen logisch en grammaticaal subject: in De deur wordt door Jan dichtgedaan, noemt men dan de deur grammaticaal subject (omdat het de vorm van het werkwoord bepaalt) en Jan logisch subject omdat hij de handeling van het dichtdoen verricht.
Ook in de transformationeel-generatieve grammatica heeft men geen sluitende taalkundige definitie gevonden voor de notie subject. Omdat in de verschillende grammatica’s en taalbeschrijvingen de term subject ook lang niet precies dezelfde waarde heeft, is in de jaren zeventig door een aantal linguïsten opnieuw de vraag aan de orde gesteld naar de mogelijkheid van een universele definitie. Tot vaststaande conclusies is men nog niet gekomen, maar het is als vooruitgang te beschouwen dat men de complexe notie subject niet meer als een soort axiomatische term blijft aanvaarden, en door onderzoek van uiteenlopend taalmateriaal tot een beter inzicht in de linguïstische waarde van dit traditionele begrip tracht te komen.
LITT. M.Sandman, Subject and predicate (1954); P.F.Strawson, Subject and predicate in logic and grammar (1974); C.N.Li (red.), Subject and topic (1976).