m. (-Ien), (ook: herfstknol, stoppelraap, herfstraap, knolgroen), Brassica campestris var. rapa, knolgewas als stoppelgewas geteeld.
(e) Stoppelknol is het belangrijkste stoppelgewas. Het wordt vooral na rogge geteeld. De zaaitijd mag bij voorkeur niet later vallen dan half aug. Rijenzaai heeft voordelen boven breedwerpig zaaien, er is nl. een betere opkomst in droge zomers en betere onkruidbestrijding en toepassing van de stoppelknollenplukker mogelijk. De meeste stoppelknollen worden in de late herfst en voorwinter geplukt en vers op stal aan de koeien vervoederd. Stoppelknollen worden ook gebruikt als groenbemestingsgewas. Het Ned. areaal (m.n. op zandgronden) bedraagt ca. 500 km2.