o. (-sen), gewas dat in de stoppel wordt gezaaid, na een gewas dat vroeg het veld ruimt.
(e) Een stoppelgewas geeft nog in hetzelfde jaar een oogst; het levert groenvoeder of groenbemesting (b.v. stoppelknollen, mergkool, wikken). Men spreekt ook van stoppelgewas wanneer een gewas (b.v. klaver) reeds in het voorjaar onder een ander gewas (dekvrucht) wordt uitgezaaid. Het stoppelgewas begint dan te groeien na het oogsten van de dekvrucht.