Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

spoel

betekenis & definitie

v./m. (-en),

1. het holle, doorschijnende ondereinde van een vogelveer, waarin de ziel zit;
2. een groot aantal windingen van dun draad of garen om een kern (huls of spil); ook dit geheel (e);
3. toestel bestaande uit zo’n klos, draaibaar bevestigd in het schuitje, waarmee bij het weven het inslaggaren door de ketting wordt gedreven; schietspoel, schieter (e);
4. gereedschap waarmee bij bepaalde handwerken garen door een Ius wordt gestoken.

(E) ELEKTROTECHNIEK. Een spoel bestaat uit het aantal windingen van geïsoleerde draad, om een ferromagnetische (vaak gelamelleerde) kern, die aldus een bepaalde zelfinductie belichaamt, of b.v. als elektromagneet dienst kan doen. TEXTIELINDUSTRIE. Van een spoel (‘garenwikkel’) liggen de draden doorgaans spiraalsgewijze gekruist; afhankelijk van de vorm van de kern (huls, spil) spreekt men van conische of cilindrische kruisspoel. Een schijfspoel heeft vaak een parallelwikkeling. Zie cop, zie garenopmaak.

< >