(spitte, heeft gespit), het verkruimelen van de grond teneinde de bovenste grondlaag een optimale structuur te geven ⓔ; omspitten.
ⓔ Bij het spitten met de hand spreekt men van één, twee of drie steken (= lengte van het schopblad) spitten. Samenstelling en vochtigheid van de grond bepalen de wijze en het moment waarop men het spitten toepast: op zware klei zal men vóór de winter spitten zodat de stugge kluiten kunnen kapotvriezen; zandgronden zal men bij voorkeur in het voorjaar spitten omdat de zware winterregen de verkruimeling toch weer teniet zou doen. De ➝spitmachine heeft het handwerk bijna geheel verdrongen.