Julius August Philipp Spitta, Duits muziekhistoricus, *27.12.1841 Wechold, ♰13.4.1894 Berlijn. Spitta studeerde piano, orgel en compositie bij J.H.C.
Molck. In 1864 promoveerde hij in de klassieke talen en werd docent Latijn en Grieks te Tallinn, Sondershausen en Leipzig. In laatstgenoemde plaats was hij een van de oprichters van de Bachvereniging. In 1875 werd hij o.a. docent muziekgeschiedenis aan de Koninklijke Hogeschool voor Muziek te Berlijn en hoogleraar aan de universiteit aldaar. In laatstgenoemde functie had hij veel invloed op o.a. M.
Friedländer en M. Seiffert. Hij was bevriend met J. Brahms, die aan hem zijn Twee motetten a cappella (1877) opdroeg. In 1885 was hij een van de oprichters van het Vierteljahresschrift für Musikwissenschaft, dat tot 1894 het belangrijkste tijdschrift op het gebied van de muziekwetenschap was. Spitta’s belangrijkste werk, J.S.
Bach (2 dln. 1873 en 1880), werd verscheidene malen herdrukt en vertaald. Spitta bezorgde de uitgaven van de werken van H. Schütz (16 dln. 1886-94), van de orgelwerken van D. Buxtehude (2 dln. 1876-77) en van verscheidene composities van Frederik de Grote (4 dln. 1889). Hij was tevens medewerker aan verscheidene (muziek)tijdschriften e.d. Werken: Ein Lebensbild R. Schumanns (1862), Die Musica enchiriades und ihr Zeitalter (1889), Zur Musik (1892), Musikgeschichtliche Aufsätze (1894).