Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

spits (zelfst. nw.)

betekenis & definitie

I. v./m. (-en), 1. scherpe punt; puntige top; puntig uiteinde: de — van een toren; (fig.) iets op de — drijven, met de uiterste consequentie volgen, er de scherpste vorm aan geven;

2. onvertakte hoorn van een jong hert of jonge ree;
3. smal voorfront van een slagorde; later m.n. vooruitgeschoven troep die de hoofdmacht moet beveiligen bij de mars;
4. sleepschip met scherpe voorsteven;

II. in de uitdr.: het of de — afbijten, zich aan het ergste gevaar blootstellen, of de eerste stoot opvangen.

< >