(spiegelde, heeft gespiegeld),
1. licht of beelden terugkaatsen: het spiegelend ijs;
2. lichtstralen met een spiegel in een bepaalde richting werpen: die jongen spiegelt in mijn gezicht; zich -, zich in een spiegel bezien; zijn spiegelbeeld teweegbrengen: de boom spiegelt zich in het water; (fig.) zich — aan, een voorbeeld nemen aan; (spr.) die zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht, het bespaart ellende als men uit het ongeluk van een ander lering trekt.