Engels filosoof en socioloog, 27.4.1820 Derby, ♱8 42.1903 Brighton. Spencer was enige jaren ingenieur bij de spoorwegen, maar wijdde zich daarna geheel aan studie en schrijven.
In zijn eerste boek, Social statics (1850), introduceerde hij — negen jaar vóór Darwins The origin of species — de term evolutie. In 1860 publiceerde Spencer een prospectus waarin hij een tiendelige reeks van samenhangende werken aankondigde, over ethiek, biologie, sociologie, psychologie: A system of synthetic philosophy. In het eerste deel hiervan, First principles (1862; herdr. 1976), formuleerde hij, onder verwijzing naar Darwin, zijn beroemd geworden wet van de evolutie, die zijn gehele filosofie beheerst. Spencer zag evolutie als een integratie van materie en een begeleidende spreiding van beweging, waarbij de materie zich ontwikkelt van een onbepaalde, onsamenhangende homogeniteit tot een bepaalde, samenhangende heterogeniteit; de vastgehouden beweging ondergaat daarbij een parallelle transformatie. Met deze formule duidde Spencer aan dat er zowel in de anorganische als in de organische natuur, maar ook in het psychologische, sociale en morele leven van de mens een geleidelijke ontwikkeling plaatsvindt naar steeds meer coherentie en naar steeds grotere differentiatie. Zo zag hij de samenleving als een proces van ➝integratie, waarbij de sociale groepen steeds groter worden, maar de differentiatie en heterogeniteit tussen de individuen eveneens toenemen.
De wet van de evolutie geldt zowel in de filosofie als in de wetenschappen. Filosofie en wetenschap hebben beide uitsluitend betrekking op eindige fenomenen, de absolute realiteit die aan de basis van de fenomenen ligt, is onkenbaar (➝positivisme).De invloed van Spencer is, tijdens zijn leven nog, zeer groot geweest. Van blijvende betekenis is hij voor de sociale wetenschappen. O.m. Durkheim en Lamprecht bouwden voort op zijn idee van de sociale evolutie. Werken: Essays on education (1861), The man versus the state (1884), The factors of organic revolution (1887), Essays (3 dln. 1891), Various fragments (1897), Facts and comments (1902; herdr. 1970), Autobiography (1904). Uitgave: Works (21 dln. 1884—1904; herdr. 1966-67). LITT.
J.Thomson, H.Spencer (1906; herdr. 1976); H.Elliot, H.Spencer (1917; herdr. 1976); J.Rumney, H.Spencer’s sociology (1966); B.Bowne, Kant and Spencer (1967); J.Peel, H.Spencer. The evolution of a sociologist (1971); D.Wiltshire, The soc. and polit. thought of H.Spencer (1978).