in de oudheid een van de dynastieën der diadochen, gesticht door Seleukos I Nikatoor (312 v.C.—280 v.C.), een generaal van Alexander de Grote. Seleukos werd in 321 v.C. satraap van Babylonië en breidde van daaruit geleidelijk zijn macht uit.
Hij liet een Seleukische jaartelling beginnen in 312 v.C. en hij nam in 306 v.C. de koningstitel aan. Zijn grootste successen behaalde hij in 301 v.C. bij Ipsos, tegen Antigonos I en in 281 v.C. bij Kyroupedion tegen Lysimachos. Bij zijn dood in 280 strekte zijn rijk zich uit van de Indusgebieden tot in Klein-Azië, dat hij evenwel nooit geheel heeft onderworpen. Seleukos stichtte een aantal steden. Zijn twee hoofdsteden, Seleukeia aan de Tigris en Antiochië aan de Orontes werden de belangrijkste. In de meeste van deze steden woonden Griekse en Macedonische soldaten en ambtenaren, andere Griekse immigranten, inheemsen en joden.
Het rijk beleefde een bloeitijd onder Seleukos’ zoon Antiochos I (281 v.C.—261 v.C.), al verloor deze reeds gebieden in Noorden West-Klein-Azië (o.a. aan Egypte, in de Eerste Syrische Oorlog, 274 v.C.—271 v.C.). Het grootste succes van Antiochos was zijn overwinning op de Klein-Azië binnenvallende Kelten (Galaten), vermoedelijk in 273 v.C. Na hem heroverde Antiochos II Theos (261 v.C.—246 v.C.) de indertijd verloren gegane delen van West-Klein-Azië. Maar onder zijn regering en die van Seleukos II Kallinikos (246 v.C.—225 v.C.) en Seleukos III (225 v.C.—223 v.C.) maakte Baktrië zich los van het rijk (255 v.C.) en werd Parthië zelfstandig en vormde een constante bedreiging (ca. 248 v.C.). Seleukidisch Klein-Azië werd van 246 v.C.—226 v.C. als een apart rijk bestuurd door Antiochos Hierax, een jongere broer van Seleukos II. De haven van Antiochië; Seleukeia in Piëria, raakte van 246 v.C.— 219 v.C. in handen van de Egyptische Ptolemeeën (Derde Syrische Oorlog, 246 v.C.—241 v.C.).
De bekwame koning Antiochos m de Grote (223 v.C.—187 v.C.) wist het rijk te herstellen in een beroemde veldtocht naar het Oosten (212 v.C.—206 v.C.) en in twee oorlogen tegen de Ptolemeeën in Egypte. Van laatstgenoemde oorlogen verloor hij de eerste, al heroverde hij de haven Seleukeia in Piëria (219 v.C.). De tweede oorlog won hij. Filippos V van Macedonië was toen zijn bondgenoot. Antiochos en Filippos verdeelden onderling de buitenbezittingen van Egypte (202 v.C.). Antiochos kreeg bovendien Palestina in handen (202 v.C.—198 v.C.).
Hij leed echter een verpletterende nederlaag tegen de Romeinen (Slag bij Magnesia, 188 v.C.) in de Syrische Oorlog der Romeinen (191 v.C.—188 v.C.). De Romeinen gaven Seleukidisch Klein-Azië aan Pergamon en Rhodos en eisten een reusachtige oorlogsschatting, die het Rijk der Seleukiden financieel verlamde. Later steunden de Romeinen Egypte en de opstandige Makkabeeën tegen Antiochos IV (175 v.C.—163 v.C.). Deze vorst wilde het rijk herstellen en het meer samenhang geven door het grondig te helleniseren. Deze helleniseringspolitiek bracht hem in conflict met de orthodoxe joden. Hierdoor ontstond de Makkabeeënopstand (167 v.C.—166 v.C.) die Palestina losscheurde van het rijk.
De Parthen veroverden stukje bij beetje Perzië en in 129 v.C., na een grote overwinning op Antiochos VII Sidetes, ook Mesopotamië. De restanten van het rijk raakten ca. 85 v.C. in Armeense handen en werden in 63 v.C. als prov. Syria ingelijfd bij het Romeinse Rijk door Pompeius. Het Rijk der Seleukiden werd bestuurd door een elite van Macedoniërs, Grieken en vergriekste inheemsen. Het was verdeeld in 25 satrapieën (onderverdeeld in hyparchieën en toparchieën). De bestuursorganisatie was niet uniform.
De samenhang van het rijk was niet groot en hing eigenlijk af van de koning en zijn soldaten. Griekse, maar ook andere steden, tempelterritoria en adellijke dynastietjes hadden zelfbestuur. Ook hadden zij privileges van uiteenlopende aard. De koning was een absoluut vorst en genoot goddelijke eer. De niet tot de massa’s doordringende hellenisering creëerde een elitecultuur voor Grieken en vergriekste inheemse edelen en priesters. Reacties tegen deze cultuur en tegen de Seleukiden concentreerden zich vaak (Perzen, joden) op de eigen religie en taal en werden veelal geleid door niet-gehelleniseerde inheemse edelen en/of priesters. LITT. E.R.Bevan, The house of Seleucus (2e dr. 1966); E.Will, Histoire politique du monde hel lénistique (1966); H.Bengtson, Herrschergestalten des Hellenismus (1975); B.Bar-Koc hva, The Seleucid army (1976).