[Gr selene, maan], o., scheikundig element, symbool Se. Seleen hoort thuis in de 6 B-groep (‘chalkogenen’) van het periodiek systeem met twee 4sen vier 4p elektronen in de buitenste schil als valentieelektronen.
Hierdoor krijgt men de valenties 2(of covalent twee), 4+ en 6 +. Isotopen zijn bekend van atoommassa 70-87 waarvan de zes niet-radioactieve (74, 76, 77, 78, 80, 82) het natuurlijke seleen vormen. In de natuur komt seleen verspreid voor, maar in geringe hoeveelheden. Seleen werd in 1848 als element ontdekt door Jöns lacob Berzelius. Men vindt het dikwijls in pyriet en in enkele zeldzame mineralen. Ter bereiding van zuiver seleen gaat men uit van seleenslijk, een rode massa van ruw seleen, die in de loden kamers wordt afgezet indien seleenhoudend pyriet voor de fabricage van zwavelzuur wordt gebruikt.
Door verhitting van dit slijk met salpeterzuur ontstaat selenigzuur (H2Se03), dat door inleiden van zwaveldioxide t tot seleen wordt gereduceerd dat als amorfe vlokken wordt afgescheiden. Seleen komt evenals zwavel in allotrope toestanden voor. Men kent het amorfe rode seleen, oplosbaar in koolstofdisulfide (CS2), waaruit het in donkerrode doorzichtige kristallen kristalliseert. Deze instabiele kristallen zijn opgebouwd uit ringvormige, nietvlakke moleculen Se¬8, met een smeltpunt van 170180 °C. Daarnaast is er de zwarte, glasachtige modificatie waarin seleen in de handel komt. Verwarmt men deze modificatie op 80-140 °C (waarbij plotseling een grote temperatuurverhoging optreedt) of houdt men gesmolten seleen enige tijd op 200 °C, dan kristalliseert het uit tot hexagonaal seleen met een smeltpunt van 217 °C.
In deze stabiele grijze modificatie vertoont seleen een metaalglans. Het is oplosbaar in CS2, en geleidt elektrische stroom. Het geleidingsvermogen is sterk afhankelijk van de hoeveelheid licht die op het seleen valt (foto-elektrisch effect). Wanneer het licht valt op een laag seleen, waarop een laag van sommige andere halfgeleiders is aangebracht, treedt een elektromotorische kracht op. Deze is onder bepaalde voorwaarden evenredig aan de intensiteit van de opvallende straling, zodat deze intensiteit kan worden gemeten (toepassing b.v. in een belichtingsmeter voor fotografie). Damp van seleen is donkerrood; bij 770 °C duidt de dichtheid ervan op een moleculaire massa 225; tot 900 °C neemt de dichtheid af: 160 (Se2); bij lagere temperatuur is er evenals bij zwavel een evenwicht tussen moleculen Se2 en Se8 of Se6; de moleculaire formule bij gewone temperatuur blijkt Se8.
Het element wordt ook gebruikt voor gelijkrichtcellen, als middel om glas en email rood te kleuren en bij het vulcaniseren van rubber teneinde de weerstand tegen slijtage te vergroten. Seleenwaterstof vertoont analogie met zwavelwaterstof, maar is giftiger. Waterige oplossingen ervan worden aan de lucht troebel en slaan zware metalen uit zuuroplossingen neer als seleniden. Deze verbindingen vertonen overeenkomst met de sulfiden, zoals deze laatste met de oxiden. Van seleen zijn halogeenverbindingen bekend: SeCl4 is een vaste stof; Se2Br2 is een donkerrode vloeistof, met een kookpunt van 227 °C en een zeer hoge brekingsindex, nl. 1,96. Ook de oxiden en de zuren vertonen analogie met de zwaveloxiden en -zuren; Se02 is het belangrijkste oxide, ontstaan door verbranding van seleen aan de lucht.
Het is een zuuranhydride dat opgelost in water selenigzuur geeft en in grote kleurloze prisma’s uitkristalliseert. Door oxidatie van selenigzuur ontstaat seleenzuur (H4Se02), gekristalliseerd met een smeltpunt van 58 °C.