o., een met atropine verwant alkaloïd, C17H2104N. Scopolamine komt voor in verschillende plantesoorten uit de familie Solanaceae, b.v. in de zaden van Hyoscyamus niger, in de bladeren van Duboisiamyo poroïdes, in de wortel van Scopolia japonica en in het zaad van Datum stramonium.
De stof wordt nog zelden als kalmeringsmiddel gebruikt, maar wel als antiparkinsonmiddel en in preparaten tegen reisziekte.