m. (-s), motorrijwiel met twee kleine wielen, voor-en achterwielvering, ingekapselde motor en zitbank of twee zadels. De scooter maakte van ca.1950-ca.1965 een snelle groei door, daarna een snelle teruggang (tot enkele duizenden thans).
De oorzaak van de teruggang is niet alleen te wijten aan de nogal matige rijeigenschappen, maar vooral aan de gestegen welvaart en de enorme opkomst van de auto. De scooter is in bepaalde landen nog steeds een gewild vervoermiddel.