Franz Peter, Oostenrijkscomponist, *31. 1.1797 Lichtenthal (bij Wenen), ✝19.11.1828 Wenen. Schubert behoorde van 1808-13 tot de Wiener Sängerknaben.
Hij studeerde o.a. bij de liederencomponist M.Holzer en sinds 1812 bij A.Salieri (contrapunt). In 1811 schreef hij zijn eerste liederen. In 1816 ging hij inwonen bij F.von Schober en was daardoor in staat zich aan de muziek te wijden. Hij leefde uiterst eenvoudig, omringd door een grote groep vrienden (Schubertiade), waartoe de dichters F.Grillparzer en E.von Bauernfeld, de schilder M.von Schwind en de zanger J.M.Vogl behoorden. Pas in 1828 werd een officieel concert met zijn composities georganiseerd. In zijn meer dan 600 liederen toonde Schubert reeds zeer vroeg een grote oorspronkelijkheid, hoewel invloeden van A.Salieri (Italiaanse arialyriek), J.R.
Zumsteeg en vooral L.van Beethoven (Weense liedtraditie) te onderkennen zijn. Zijn werk was de basis voor de Westerse liedkunst, waarbij de begeleiding een grote rol speelt en een hechte eenheid vormt met de vocale lijn. Schuberts liederen, waaruit nostalgie naar het ongrijpbare spreekt, zijn lyrisch, ingetogen en afgestemd op de smaak van de opkomende burgerij. Dit laatste geldt eveneens voor de melodiek van zijn verdere oeuvre. Zijn instrumentale muziek was aanvankelijk nauw verbonden met de vroege, virtuose romantiek van o.a. L.Spohr.
Na 1824 ontwikkelde Schubert ook hier een zelfstandig idioom, dat wat betreft vorm en modulatietechnieken werd voortgezet door o.a. J. Brahms en A.Bruckner. In zijn hele oeuvre (door O.E.Deutsch gecatalogiseerd en genummerd) toont Schubert zich een van debelangrijkste componisten.