o. (mv.), Pholidota, een 7 soorten omvattende orde van de klasse zoogdieren (vroeger gerekend tot de orde tandarme zoogdieren, Xenarthra), die gekenmerkt zijn doordat zij aan de rugzijde bedekt zijn met harde, dakpansgewijs gerangschikte scherprandige schubben. Schubdieren zijn aan de buikzjde behaard.
Bij gevaar beschermen zij zich door zich op te rollen. De schubben zijn te beschouwen als veranderde haren. Tanden ontbreken geheel. Het voedsel bestaat uit mieren en termieten, die met de lange tong worden opgelikt. De nesten van de prooidieren worden met de sterke klauwen van de voorpoten geopend. Schubdieren zijn nachtdieren met een goed reukvermogen; sommige soorten leven ook in bomen, waarbij de staart als grijporgaan dienst doet.
Per worp komen een of twee jongen ter wereld, die aanvankelijk zachte schubben hebben. De lichaamslengte varieert van 30-88 cm voor het lichaam en 35-88 cm voor de staart. Alle zeven soorten behoren tot het geslacht Manis: 4 soorten bewonen Afrika en 3 Zuidoost-Azië oostelijk tot Borneo, de Filippijnen en Taiwan. Door hun sterke voedselspecialisatie zijn schubdieren moeilijk in dierentuinen te houden. Zij worden sterk vervolgd wegens vermeende medicinale werking van enige lichaamsdelen. LITT. E.Mohr Schuppentiere (1961).