Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schoeck, othmar

betekenis & definitie

Zwitsers componist en dirigent, *1.9.1886 Brunnen, †8.3.1957 Zürich. Schoeck studeerde aan het Zürichs conservatorium en bij M.Reger te Leipzig.

Van 1909–17 was hij koordirigent te Zürich en van 1917–44 leidde hij de symfonieconcerten van Sankt-Gallen. Ook begeleidde hij zangers, onder wie T.Loeffel en I.Durigo, die zijn werken uitvoerden. Schoeck was een van de belangrijkste Zwitserse componisten en werd vooral bekend door zijn ruim 400 liederen waarin de traditie van F.Schubert, R.Schumann en H.Wolf wordt voortgezet.Composities: opera: Don Ranudo (1919), Venus (1922), Penthesileia (1927), Das Schloss Dürande (1943);

liedercyclus: Gaselen (1923), Lebendig begraben (1926), Wandersprüche (1928), Unter Sternen (1941–43), Nachhalb (1955); orkest-, toneel-, kooren kamermuziek.

LITT. H.Corrodi, O.Schoeck (1950); W.Vogel, O. Schoeck im Gespräch (1965); E.Staiger, O.Schoeck (3e dr. 1966); C.König, Der Lyriker O.Schoeck (1969).

< >