Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Schijnwinst

betekenis & definitie

v. (-en), verschil tussen de op grondslag van de historische kostprijs en de volgens de vervangingswaardeleer berekende winst van een bedrijf in een periode van stijgende prijzen.

Het volgende voorbeeld illustreert de schijnwinst: een voor ƒ1,– ingekocht artikel wordt enige tijd later verkocht voor ƒ1,50, terwijl de inkoopprijs intussen is gestegen tot ƒ1,10; winst: ƒ1,50 - ƒ1,– = ƒ0,50, resp. ƒ1,50 - ƒ1,10 = ƒ0,40; schijnwinst: ƒ0,50 - ƒ0,40 = ƒ0,10. De toepassing van het begrip is niet beperkt tot handelsgoederen; juist bij het berekenen van de afschrijving op duurzame produktiemiddelen kunnen de twee uitgangspunten tot zeer uiteeenlopende resultaten leiden. Wanneer de schijnwinst als echte winst wordt beschouwd, zal zij door belastingheffing en eventuele uitkeringen geheel of ten dele aan het bedrijfsvermogen worden onttrokken. Spoedig ontbreken dan de middelen om de voorheen gebruikelijke hoeveelheden in te kopen, zodat het bedrijf tenslotte in zijn bestaan wordt bedreigd. Deze gevaren bevorderen de tendens tot het hanteren van bedrijfseconomische begrippen (vervangingswaarde) en boekhoudtechnieken die het ware karakter van de schijnwinst onthullen, zodat een onbewuste vermindering van het bedrijfsvermogen tot beneden de met het gestegen prijspeil corresponderende omvang kan worden vermeden. De Ned. en Belg. fiscus aanvaarden de nieuwe winstopvattingen ten dele voor wat de voorraden betreft (lifosysteem), maar huldigen ten aanzien van duurzame produktiemiddelen de gulden-is-guldentheorie.

< >