v., de uit kanons bestaande bewapening van schepen.
De scheepsartillerie vormde tot in de Tweede Wereldoorlog als hoofden nevenbewapening van oorlogsschepen, met de torpedo en de vliegtuigbom, de slagkracht van de vloot. Het geschut wordt verdeeld in:
1. zwaar, middelbaar en licht geschut;
2. zeedoel-, luchtdoel- of gecombineerd zee-luchtdoelgeschut. Zwaar geschut (kaliber boven de 20 cm) komt voor aan boord van slagschepen, zware kruisers en slagkruisers. Het Vlootverdrag van Washington heeft het kaliber van 20,3 cm vastgesteld als maximum voor kruisers en 40,6 cm als maximum voor slagschepen. Slagschepen hebben veelal geschut van 30,5 cm, 34 cm, 38 cm en 40,6 cm. Het 40,6 cm-geschut (16") werd toegepast op de Engelse slagschepen Rodney en Nelson (9 x 40,6) en de slagschepen van de Amerikaanse North Carolina- en Missouriklassen (9 x 40,6 cm).
De zwaarste kanons die op slagschepen gebruikt werden, waren de 9 x 45,4 cm (18") (uitsluitend voor zeedoelen) op de Japanse slagschepen Jamato en Moessatsji, draagkracht ca. 37 km. Middelbaar geschut heeft een kaliber van 10-20 cm en komt voor aan boord van vliegkampschepen, kruisers, torpedobootjagers en fregatten als hoofdbatterij, op slagschepen als secundaire batterij. Het is veelal gecombineerd zee-luchtdoelgeschut; het geschut van 12 cm en lager heeft door zijn hoge vuursnelheid primair een luchtdoeltaak. Het lichte geschut (mitrailleurs) is voornamelijk luchtdoelgeschut, maar aan boord van b.v. patrouillevaartuigen ook dikwijls zeedoelgeschut.
Ontwikkeling. Na de uitvinding van het kanon (geschut) werd dit wapen spoedig aan boord van schepen geplaatst. Bij de oude zeilschepen leenden voor- en achterschip zich weinig tot het plaatsen van geschut zodat het midscheeps moest worden opgesteld, en vanwege de stabiliteit laag in het schip in de brede zij. Dientengevolge kon gewoonlijk niet meer dan 40% van de batterij tegelijk in actie komen tegen een bepaald doel. Dit oneconomisch gebruik duurde de gehele zeiltijd voort en ook nog na de introductie van het stoomschip. In de tweede helft van de 19e eeuw begon men meer aandacht te schenken aan de bescherming van geschut en geschutsbemanning tegen het artillerievuur van de vijand.
Zo ontstond de pantsering, die in eerste instantie de vorm had van een citadel aan boord, waarbinnen het belangrijkste geschut stond opgesteld. Teneinde door de pantsering heen te kunnen komen, werd het noodzakelijk zwaarder geschut te ontwikkelen; dit woog meer, zodat bij gelijkblijvend totaal gewicht het aantal kanons moest worden beperkt. Het eventueel buiten gevecht gesteld worden van een kanon was dan een groter verlies, wat een betere bescherming vereiste. De meest voorkomende combinatie in de jaren zeventig is de gepantserde geschutstoren, draaibaar in de midscheeps opgesteld; de vuursectoren zijn hierdoor zo groot mogelijk: hetzelfde kanon kan over stuur- en bakboord vuren. Er wordt gesproken van een tweeling-, drieling- of vierlingtoren. De vierlingtoren wordt door een pantserschot in twee delen verdeeld, en betekent ten opzichte van twee tweelingtorens een belangrijke gewichtsbesparing.
Vierlingtorens met 38 cm-kanons zijn geplaatst op de Franse slagschepen Richelieu en Jean Bart en de Engelse King George V-klasse, met 35 cm-kanons op de Franse Strasbourg en Dunkerque. De geschutstorens, met een frontpantsering tot ca. 35 cm, werden geplaatst op gepantserde barbettes die een gepantserde schacht vormden van de magazijnen naar de torens. Het geschut van 15-20 cm was op vliegkampschepen, kruisers en als nevenbatterij op slagschepen en slagkruisers meestal in torens met twee of drie kanons geplaatst, op torpedojagers het 12 cm of 15 cm-geschut, vaak in een schild, een pantsering die aan de achterzijde open was. De zwaarste artillerie die nu op schepen in gebruik is, is 20,3 cm (8")-geschut. De kanons van 7,5-12 cm, die nog op kleinere oorlogsbodems voorkomen, zijn vaak gebouwd als automatische wapens in geheel gesloten geschutstorens. De munitie wordt onderdeks vanuit de magazijnen in het aanvoersysteem geplaatst.
De scheepsartillerie voor het bestoken van doelen op grote afstand is vervangen door installaties voor op afstand bestuurde raketten.