oude stad in Irak, ca. 140 km ten noorden van Bagdad op de oostelijke oever van de Tigris. De stad werd in de 9e eeuw door een kalief gesticht en door de Abassiden verrijkt met paleizen en moskeeën.
De spiraalvormige minaret van de grote moskee is een architectonische bezienswaardigheid. In een oud grafveld bij de stad ontdekte Herzfeld rijk met dierfiguren beschilderd aardewerk. Dit bleek kenmerkend te zijn voor een fase in de prehistorie van Noorden Midden-Mesopotamië, die naar dit aardewerk Samarrafase wordt genoemd. Deze fase, de voortzetting van de Hassoenafase, beslaat de laatste eeuwen van het 6e millennium v.C. Er ontstonden toen, afhankelijk van irrigatie, voor het eerst nederzettingen aan de rand van de vlakte. Deze dorpen (o.a.
Choga Mami, Teil esSawwan, Yarim Tepe en Matarra) namen in omvang toe en hadden soms een omwalling. Opvallend zijn de vondsten van vele terracotta beeldjes en stempelzegels.LITT. J.Mellaart, The neolithic of the Near East IV (1975); D.Oates en J.Oates. The rise of civilization (1976).