Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Runderras

betekenis & definitie

o. (-sen), elk van de groepen gedomesticeerde runderen.

Gematigde streken. Men kan de runderrassen op verschillende manieren indelen. Men deelt de rassen o.a. in naar voorkomen en afkomst.

1. Laaglandse rassen komen voor en zijn ontstaan in de lage landen langs de Noordzee en de Atlantische Oceaan. Zij stammen bijna alle af van de Bos brachyceros. Hiertoe behoren o.a. alle Ned., Belg., Engelse en Scandinavische rassen. Zij worden voornamelijk voor de melkproduktie gehouden.
2. Bergrassen komen voor in het bergland van Midden-Europa. De bekendste zijn de Simmentaler en het Zwitserse Braunvieh. Deze stammen af van de B. primigenius en de B. brachyceros.
3. Steppenrassen komen voor in de savannen van Middenen Zuidoost-Europa. Een bekend voorbeeld is het langhoornige Hongaarse stepperund.

Een andere indeling is die in landrassen en cultuurrassen. Ook kan een indeling worden gemaakt naar het gebruiksdoel: melkrassen, vleesrassen, werkrassen en alle mogelijke tussenvormen. Een van de belangrijkste melkrassen is het Fries-Hollandse rund en de daarvan afgeleide rassen, als de British Friesian. Bekende vleesrassen zijn het Herefordrund, de Charolais en de Beef Shorthorn. Werkrassen zijn vooral belangrijk in armere streken, b.v. in tropische gebieden. Maar ook in MiddenEuropa was de Simmentaler onder bepaalde omstandigheden een gewaardeerd trekdier.

De mens heeft vele nieuwe rassen gefokt in verband met de zeer verschillende omstandigheden waaronder runderen voorkomen en de verschillende doeleinden waarvoor ze moeten dienen. Zo is de Santa Gertrudis ontstaan door kruising van het vroegrijpe Engelse vleesrund de Shorthorn met de Amerikaanse Brahman, een zeboeras, die een goede resistentie tegen de warmte bezit. In de Santa Gertrudis zijn de vroegrijpheid en de warmteresistentie verenigd, zodat dit dier met succes voor de produktie van vlees in warme streken kan worden gehouden. Door selectie ontstond de Dexter als dwergras uit de Kerry.

De belangrijkste Ned. runderrassen zijn het FriesHollands rund, het Maas-Rijn-IJsselvee en het Groninger veeslag.

In België zijn van belang het witte ras van Middenen Hoog-België (race bleu), het Kempense ras, het Oostvlaamse roodbonte ras, het Westvlaamse rode ras en het zwartbonte ras.

Tropen. Gespecialiseerde melkvee-of vleesveerassen komen in de tropen niet veel voor. De meeste runderen worden voor verscheidene produktiedoelen gebruikt, b.v. arbeid en melk, en leveren aan het eind van hun leven nog vlees op. In de tropen is de voervoorziening vaak onvoldoende en onregelmatig over het jaar verdeeld, hetgeen niet bevorderlijk is voor een hoge melkproduktie. Omdat de veehouder, vooral de nomadische veehouder, het gehele jaar door voldoende voedsel moet hebben, zal hij meer gebaat zijn bij een regelmatige dan bij een korter durende hoge melkproduktie. Er zijn echter ook in de tropen een aantal runderrassen die vooral voor de melkproduktie worden gehouden.

Een bekend melkveeras in Azië is het Damascusrund, een klein, licht rund dat onder goede voedingsomstandigheden tot 3000 kg melk/jaar kan geven. Het komt in het Midden-Oosten voor, waar het op de betere bedrijven geleidelijk wordt verdrongen door vooral zwartbont rundvee uit West-Europa. Een belangrijk melkveegebied in Azië wordt gevormd door India en Pakistan. De bekendste rassen zijn de Sahiwal en de Sindhi. Beide zijn zeboerassen. De Sahiwal (oorspronkelijk uit de Punjab) is aanzienlijk groter en zwaarder dan de Sindhi. (Melkgift resp. tot 3000 en tot 2500 kg per jaar.) Beide rassen, maar vooral de Sahiwal zijn veel uitgevoerd naar andere gebieden, b.v.

Kenia en Jamaica. In Afrika zijn bekend de Kenana en de Butana in Soedan; de White Fulani en de Sokoto Gudali in West-Afrika, met melkgiften tot 2500 kg per jaar.

Strikt genomen hebben Zuiden Midden-Amerika geen autochtone veestapel. Het rund is er na de ontdekking ingevoerd. De afstammelingen van dat vee, de Criollo’s, worden soms voor de melkproduktie gehouden. Wanneer voeding en verzorging goed zijn, kunnen hoogproduktieve Westerse melkveerassen ook met succes in de tropen worden gehouden. Vooral de groep van zwartbonte rassen wordt daarvoor gebruikt. Onder goede omstandigheden kunnen deze runderen ook in de tropen tot produkties komen die gelijk liggen aan die in Nederland en België.

De belangrijkste vleesveegebieden zijn de savannen van Zuid-Amerika, het zuiden van de VS, Mexico, Australië, Zuid-en Oost-Afrika. De gebruikte rassen zijn meestal ontstaan door kruising van verschillende rassen, gevolgd door selectie. Vele hiervan zijn ontstaan uit kruisingen van Engelse vleesrassen met zeboes, b.v. de Santa Gertrudis in de VS. Andere zijn ontstaan door (kruising en) selectie van zeboerassen, b.v. de Brahman en de Cebu Venezolana in Noorden Zuid-Amerika, de Boran in Oost-Afrika en de Africander in Zuid-Afrika. Naast eigenschappen als een goede groei en vruchtbaarheid hebben deze dieren als belangrijke eigenschap hun gehardheid tegen de moeilijke omstandigheden waaronder zij op de ranches worden gehouden. In de betere graasgebieden treft men ook de Europese vleesrassen aan, vooral het Herefordrund, de Shorthorn en de Charolais.

< >