v./m., Pestis bovina, veepest, een met koorts gepaard gaande, snel verlopende besmettelijke ziekte van herkauwers, vooral runderen en buffels.
De runderpest wordt veroorzaakt door een virus. De ziekte is reeds lang bekend. In de 18e eeuw zijn er in Europa runderen aan gestorven en in de 19e eeuw heeft zij in verscheidene landen in en buiten Europa in sterke mate geheerst. In de 20e eeuw is zij, wat Europa betreft, nog in Oost-Europa voorgekomen, alsmede kort in België en Italië door de import van zieke runderen uit Azië of Afrika. In Nederland zijn na de invasie van 1866—67 geen nieuwe gevallen waargenomen. De besmetting heeft veelal plaats langs het darmkanaal; 3-9 dagen na de besmetting worden de eerste verschijnselen waargenomen.
De lichaamstemperatuur is dan reeds sinds 1—2 dagen flink verhoogd. Het dier wordt lusteloos en suf, heeft dorst en geen eetlust; het herkauwen blijft spoedig geheel achterwege. De mest wordt na een paar dagen dun vloeibaar, stinkend en is meermalen met bloed gemengd. De ademhaling is versneld; meestal wordt hoesten waargenomen en de pols, die in het begin geen sterke afwijking vertoont, wordt later frequenter, zwakker en op het laatst draadvormig (d.i. het bloed stroomt maar er is geen pulsatie). De melkgift vermindert sterk; de ontstoken slijmvliezen hebben meestal op verscheidene plaatsen zweren. Meer dan de helft van de dieren die door deze ziekte worden aangetast, sterft ca. één week na het begin.
Volgt herstel, dan duurt het 2—3 weken voor de dieren genezen zijn. Met geneesmiddelen is aan het verloop van de ziekte niet veel te veranderen, maar vaccinatie met een verzwakt virus geeft goede immuniteit. In verschillende landen van Afrika komt de ziekte nog enzoötisch voor.