[Fr.], v. (-s, -n),
1. eig. het in-puin-vallen, instorten van een bouwwerk; (overdr.) ondergang, verderf, verwoesting;
2. overblijfsel van een verwoest of door de ouderdom vervallen gebouw, bouwval: de ruïnen van Athene; (oneig.) het is een -, alles ligt er door elkaar;
3. (fig.) droevig overblijfsel: hij was een ruïne geworden, zijn vroegere kracht en gezondheid waren geheel verdwenen.