Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Ruiken

betekenis & definitie

(rook, heeft geroken),

1. reuk, een geur van zich geven: die bloemen lekker; het ruikt niet, er is geen geur aan; hij ruikt naar jenever, zijn adem; (fig.) de gedachte opwekken aan, zwemen naar: dat ruikt naar ketterij, naar fascisme;
2. reuk opnemen, geur inademen; de hond kan goed ruiken; aan iets ruiken, de geur ervan inademen; hij zal er niet aan ruiken, er niets van in bezit krijgen; dat kan er niet aan ruiken, dat haalt er niet bij, dat staat in geen vergelijking; aan iets geroken hebben, er enig idee van hebben;
3. door middel van de reukzin gewaarworden: ik ruik heerlijk gebraad; de stal ruiken, gezegd van paarden die zich naar huis spoeden; kruit geroken hebben, in de oorlog geweest zijn;
4. (fig.) de lucht krijgen van: geld ruiken, merken dat er iets te verdienen valt; hoe kon ik dat nu ruiken!, hoe zou ik het kunnen weten, als men het mij niet verteld had?.

< >