Pierre de, Frans dichter, *11.9.1524 Château de la Possonnière (Vendôme), ♱27.12.1585 Saint Cosme (bij Tours); uit een adellijk geslacht. Ronsard kreeg een humanistische opleiding aan het Collège de Coqueret (1541-48), waar hij onder leiding van de hellenist Jean Dorât kennismaakte met de poëzie uit de oudheid.
Met Du Bellay en andere vrienden vormde hij in 1549 de dichtersgroep La Pléiade. Ronsard werkte de theorie van de Pléiade uit in zijn Abrégé d’art poétique (1565) en in het voorwoord van de Franciade (1572). Zijn eerste werk verscheen in 1550: de pindarische Odes, gevolgd door een bundel platonische liefdessonnetten, Les amours (1552), voor de onbereikbare Cassandre Salviati, vol beelden en toespelingen ontleend aan de klassieke mythologie. Zijn bundel sonnetten voor Marie Dupin, Second livre des amours (1555), is geschreven in een meer eenvoudige en natuurlijke stijl. In dit werk hebben zijn metaforen meer betrekking op de concrete werkelijkheid en het Franse landschap. In dezelfde jaren schreef Ronsard de Odes anacréontiques et horatiennes en de Elégies, mascarades et bergeries (1565), waarin de vergankelijkheid van het aardse schone het grondthema is.
Van 1560-74 was Ronsard hofdichter van Karel IX en stond hij in hoog aanzien. In Discours sur les misères de ce temps (1560) nam hij, bij het begin van de godsdienstoorlogen, fel stelling tegen de calvinisten. Zijn Franciade (1572) is een (mislukte) poging geweest om een nationaal epos te schrijven over het ontstaan van de Franse monarchie. Onder Hendrik III werd Ronsard als hofdichter vervangen door Desportes. In zijn laatste werk, Sonnets pour Hélène (1578), keerde Ronsard terug tot de liefdespoëzie; het werk is melancholiek van strekking en sensueel van inhoud.Pierre de Ronsard wordt beschouwd als de belangrijkste Franse dichter van de 16e eeuw. Zijn oeuvre is veelomvattend; alle grote klassieke genres heeft hij beoefend: ode, elegie, epos, hymne, discours én, in navolging van Petrarca, vooral ook het sonnet. Zijn sonnetten voor Marie Dupin en voor Hélène worden nog altijd gelezen en vormen hoogtepunten in de Franse poëzie. Uitgaven: Oeuvres complètes, door G.Cohen (2dln. 1950); Les amours, door H.Weber (1963).
LITT. G.Gadoffre, Ronsard par lui-même (1960); M.Raymond, L’influence de Ronsard sur la poésie française (1965).