plantengeslacht uit de familie Scrophulariaceae, met ca. 40 soorten kruidachtige planten inheems op het noordelijk halfrond. Het zijn groene halfparasieten, die zonder de waardplant aan te tasten in leven kunnen blijven, maar die in de praktijk zich met de wortels (door zuignapjes) aan de wortels van andere planten hechten en b.v. op drassig hooiland veel schade kunnen aanrichten.
De bloemkroon is tweelippig, vrij groot, gewoonlijk geel en heeft een bovenlip die onder de top aan weerszijden getand is. De kelk is buikig, opgeblazen en bezet met vier tanden. De bladeren zijn gewoonlijk tegenoverstaand. In de Benelux komen enkele soorten voor, zoals de kleine ratelaar, Rhinanthus minor, de grote ratelaar, R. serotinus, met een bloemkroon van ca. 1,5 cm lengte, en de harige ratelaar, R. alectrorolophus, die op de vorige soort lijkt, maar waarvan de kelk op de zijvlakken behaard is.
