Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Rhétoriqueurs

betekenis & definitie

m. (mv.), vertegenwoordigers van de Franse poëzie (in tegenstelling tot het proza) in de tweede helft 15e, begin 16e eeuw.

De grands rhétoriqueurs zijn de voornaamste dichters van een school die zich in de tijd tussen Charles d’Orléans en Clément Marot (uitgezonderd François Villon) liet gelden. De kenmerken van deze school zijn o.a. het gemis aan echte emotie, het verwaarlozen of het versmaden van de natuur, de onbeperkte bewondering van de Latijnse dichtkunst, de tendens tot moraliseren op grond van gemeenplaatsen en het veelvuldig gebruik van de allegorie, de dromen, de symbolen en de mythologie voor didactische doeleinden. De rhétoriqueurs stelden veel belang in de techniek en de ingewikkeldheid van het vers. De poëtische vormen die zij gebruikten waren m.n. de doctrinal (uitsluitend didactisch), de débat, de complainte, of déploration, het testament en het blason (waarin de kwaliteiten van het onderwerp zeer nauwkeurig, zij het ook allegorisch, beschreven werden). De voornaamste rhétoriqueurs (die meestal ook als kroniekschrijvers bekend staan) zijn: Georges Chastellain, Jean Molinet, Jean Meschinot, Olivier de la Marche, Guillaume Crétin, Jean Marot, Pierre Gringore, Jean Bouchet en Jean Lemaire de Belges.

< >