Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Reuzenceltumor (reusceltumor)

betekenis & definitie

v./m. (-tumoren), samenvattende ben. voor gezwelvorming van reuzencellen uit bot, peesschede, tandvlees, kraakbeen of bindweefsel.

Reuzenceltumor van bot is meestal (90 %) goedaardig en komt vooral voor bij jonge volwassenen (20—40 jaar). M.n. in het onderbeen, vlak onder of boven de knie, maar ook in platte beenderen en wervels kunnen reuzenceltumoren voorkomen. Pijn, vooral bij belasting en beweging, is meestal het eerste verschijnsel. Later komt het tot zwelling en soms tot een spontane botbreuk. Op röntgenfoto’s zijn vaak bolronde, cysteuze haarden te zien. Histologisch is de tumor opgebouwd uit meerkernige reuzencellen, waartussen wisselend celrijk bindweefsel.

De behandeling van de goedaardige reuzenceltumor bestaat uit het verwijderen van het tumorweefsel door middel van een ‘scherpe lepel’ (m.n. excochleatie, curettage), soms gevolgd door transplantatie van beenweefsel uit het kuitbeen van de patiënt. De kwaadaardige reuzenceltumor wordt behandeld door amputatie en/of bestraling. De reuzenceltumor van de peesscheden (ook wel synovioom genoemd), m.n. aan vingers, polsen, enkels, voeten en knieën, ontwikkelt zich langzaam, maar de gezwellen kunnen tot enkele centimeters groot worden. Volledige verwijdering geeft genezing, maar is soms door vergroeiing met naburige organen (bot, andere peesscheden) niet voor 100 % uitvoerbaar, en dan is er grote kans op recidief. Ook reuzenceltumor van het tandvlees komt (en dan vaak bij kleine kinderen) voor. Verder komen nog goedaardige kraakbeentumoren (Chondroblastomen) voor en ook enkele fibromen (bindweefselgezwellen) horen bij de reuzenceltumoren.

< >