Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 31-01-2022

Retail-banking

betekenis & definitie

[Eng. retail, detailhandel], v./m., verschijnsel dat banken actief en doelbewust streven naar het verkrijgen van een zo groot mogelijk aantal cliënten met rekeningen van geringe betekenis, door middel van een uitgebreid net van kantoren. Bij retail-banking richten de activiteiten van de banken zich op het verlenen van een uitgebalanceerd pakket gestandaardiseerde kleine banken aanverwante diensten aan een groot aantal kleinere cliënten.

Het pakket omvat girale betalingen, spaar-en beleggingsfaciliteiten, consumptief krediet (persoonlijke leningen, doorlopend of continu krediet), hypothecair krediet en een verscheidenheid van assurantiën, waaronder reisverzekeringen en verkoop van verzorgde reizen.Van retail-banking kan gesproken worden, wanneer het bedrijfsleven omslachtige tijdrovende chartale loon-en salarisbetalingen wil vervangen door girale betalingen, hetgeen leidt tot een massaal aantrekken van nieuwe (salaris)rekeningen, een massaal bankgiroverkeer, mede tengevolge van de noodzakelijke stimulering van de giralisering van het betalingsverkeer (o.a. via betaalcheques). Een impuls kwam van de zijde van de teruglopende liquiditeit van de banken, hetgeen leidde tot het aantrekken van meer rekeningen en het agressief betreden van de spaarmarkt branchevervaging). De ontwikkeling van retail-banking was van grote betekenis voor het algemene-bankwezen, dat hierdoor van karakter veranderde.

LITT. H.G.Advokaat, J.van der Have en F.L. Pauwels, Retail-banking in Nederland (1972); W. R.T.I.M.v.d.Does de Willebois, Groeifactoren voor de algemene banken (2e dr. 1978), F.E.Klijn, De afbakening van het liquiditeitsbegrip (1978).

< >