Frans schilder, tekenaar, graveur en beeldhouwer, *25.2.1841 Limoges, ♱2. 12.1919 Cagnes (bij Nice). Renoir begon zijn artistieke loopbaan als porseleinschilder: hieraan dankt hij zijn lichte rococoachtige kleurgebruik.
Hij werkte aanvankelijk in de trant van Diaz de la Pena, Courbet en Delacroix. Renoirs Lise (1867), een vrouw met een parasol, was geheel in de trant van Monet, wiens luminisme en fijn, atmosferisch getinte impressionisme een zeer grote aantrekkingskracht op hem uitoefende. Onder Monets invloed ontstonden verder o.a. Le moulin de la Galette (1876) en La loge (1874). Courbets invloed is vooral in zijn Diana (1867) en Baigneuse (1870) te bespeuren. In 1879 en 1882 maakte Renoir reizen naar Noord-Afrika; ook bezocht hij Nederland, Spanje en Duitsland.
Onder invloed van de oriëntaalse weelderigheid van Delacroix schilderde hij in 1870 zijn Femme d’Alger. Vorm en ritme, vastgelegd in een zonnige, lichte toets werden van steeds meer betekenis, tot tenslotte in zijn latere periode (na 1890), de vorm zich vervaagde in een rondend modelé en de vleeskleur van zijn sensuele naakten een roze-rode tint kreeg (Les baigneuses, 1918). Renoirs verwantschap met de meesters van de rococo, m.n.Fragonard, blijkt vooral in zijn pastels. Evenals deze was hij de schilder van gratie en levensblijheid, met een groot gevoel voor harmonie. Renoir maakte ook plastieken. Een gewrichtsreumatiek dwong hem er echter toe veel van zijn beeldhouwwerken door assistenten te laten uitvoeren.
Schilderen deed hij nog wel door de penselen aan zijn polsen te latenbinden. Naast portretten van zijn vrienden, de schilders Sisley (Het echtpaar Sisley, 1868), Bazille en Choquet schilderde Renoir vrouwen en kinderen in een interieur, groepen mensen in de buitenlucht en stillevens.
LITT. P.Haesaerts, Renoir, sculpteur (1947); G. Bazin, Renoir (1947); J.Rewald, Renoir. Drawings (1947); C. Roger-Marx, Les lithographies de Renoir (1951) ;M. Gauthier, Renoir(1958); J.Renoir, Renoir (1962); F.Fosca, Renoir (1969); P.Cabanne e.a., Renoir (1970); F.Daulte, A.Renoir I (1971).