v. (-s), (ook: rem, reminrichting), de gehele constructie voor het remmen.
Een reminstallatie wordt aangebracht in voertuigen, hijsen transportwerktuigen, wielen van vliegtuigen enz. De werking berust op omzetting van kinetische energie in een andere energievorm, b.v. warmte (wrijving), elektriciteit (elektrisch remmen), slijtagearbeid (sleeprem). De omzetting door wrijving komt verreweg het meest voor. Hierbij worden tijdens het remmen één of meer remblokken (remschoenen) of een remband met een zekere remkracht tegen een met de hoofdbeweging meedraaiend onderdeel gedrukt. Deze ondervindt daardoor een wrijvingskracht (‘adhesie’) die de beweging tegenwerkt.
De remkracht kan op vele manieren worden overgebracht: door middel van een hefbomensysteem (handrem), een vloeistof (hydraulische rem), elektromagnetisch (wervelstroomrem, magneetrem). Bij de pneumatische remmen onderscheidt men:
1. drukluchtrem, die met samengeperste lucht werkt;
2. luchtdrukrem of vacuümrem, die met onderdruk werkt. Bij lange treinen worden elektropneumatische remmen toegepast, waarmee praktisch over de gehele lengte van de trein de remmen gelijktijdig pneumatisch werken na op afstand elektromagnetisch te zijn ingeschakeld, oplooprem, rembekrachtiging, schijfrem.